1 2 3


1Simeon Petrus,2)1) een dienstknecht en3) apostel van Jezus Christus,4) aan degenen, die even dierbaar geloof6) met ons verkregen hebben,7) door de rechtvaardigheid8) van onzen God en Zaligmaker,9) Jezus Christus;
2Genade en vrede zij u vermenigvuldigd10) door de kennis van11) God, en van Jezus,12) onzen Heere;
3Gelijk ons Zijn Goddelijke13) kracht alles, wat tot het leven en14) de godzaligheid15) behoort, geschonken heeft,16) door de kennis Desgenen, Die ons17) geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd;18)
4Door welke ons19) de grootste en20) dierbare beloften geschonken zijn,21) opdat gij door dezelve22) der goddelijke natuur23) deelachtig zoudt worden, nadat gij ontvloden24) zijt het verderf,25) dat in de wereld is door de begeerlijkheid.
5En gij,26) tot hetzelve ook27) alle naarstigheid toebrengende, voegt28) bij uw geloof29) deugd, en bij30) de deugd kennis,31)
6En bij de kennis matigheid, en bij32) de matigheid lijdzaamheid, en bij de lijdzaamheid godzaligheid,33)
7En bij de godzaligheid broederlijke liefde, en bij de broederlijke liefde, liefde jegens allen.34)
8Want zo deze dingen bij u zijn, en in u overvloedig zijn, zij zullen u niet ledig noch35) onvruchtbaar36) laten37) in de kennis van38) onzen Heere Jezus Christus.
9Want bij welken deze dingen niet zijn, die is blind,39) van verre niet ziende,40) hebbende vergeten41) de reiniging zijner vorige zonden.42)
10Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing43) vast te maken;44) want dat doende zult gij nimmermeer struikelen.45)
11Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het46) eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.
12Daarom zal ik niet verzuimen u altijd daarvan te vermanen,47) hoewel gij het weet, en in de tegenwoordige48) waarheid versterkt zijt.49)
13En ik acht het recht te zijn,50) zolang ik in deze tabernakel ben,51) dat ik u opwekke door vermaning;52)
14Alzo ik weet, dat de aflegging mijns tabernakels haast zijn zal, gelijkerwijs ook onze Heere Jezus Christus mij heeft geopenbaard.
15Doch ik zal ook naarstigheid doen bij alle gelegenheid,53) dat gij na mijn uitgang van deze dingen gedachtenis moogt hebben.55)
16Want wij zijn geen kunstelijk verdichte fabelen nagevolgd,56) als wij u bekend gemaakt hebben de kracht en toekomst van onze Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit.58)
17Want Hij heeft van God den Vader eer en heerlijkheid ontvangen, als zodanig een stem van de hoogwaardige59) heerlijkheid tot Hem gebracht werd: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb.
18En deze stem hebben wij gehoord,60) als zij van de hemel gebracht is geweest, toen wij met Hem op de heilige berg waren.61)
19En wij hebben het profetische woord,62) dat zeer vast is,63) en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt,64) als op een licht, schijnende65) in een duistere plaats,66) totdat de dag aanlichte,67) en de morgenster68) opga in uw harten.69)
20Dit eerst wetende, dat geen profetie71) der Schrift is van eigen uitlegging;
21Want de profetie is73) voortijds niet voortgebracht door de wil eens mensen,74) maar de heilige mensen Gods75) van den Heilige Geest76) gedreven zijnde,77) hebben ze gesproken.78)