1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66


1En te dienzelfden dage1) zult gij zeggen:2) Ik dank U, HEERE! dat Gij3) toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij.
2Ziet, God is mijn Heil,4) ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de Heere HEERE is mijn Sterkte5) en mijn Psalm,6) en Hij is mij tot Heil geworden.
3En gijlieden zult water7) scheppen met vreugde uit de fonteinen8) des heils;
4En zult te dienzelfden9) dage zeggen: Dankt den HEERE,10) roept Zijn Naam aan,11) maakt Zijn daden bekend onder de volken! vermeldt,12) dat Zijn Naam verhoogd is.
5Psalmzingt13) den HEERE,14) want Hij heeft heerlijk dingen15) gedaan; zulks zij bekend op den gansen aardbodem.
6Juich en zing vrolijk, gij inwoneres van Sion! want17) de Heilige18) Israëls is groot19) in het midden van u.