1)Thaanach
Plaatsen, behorende tot den halven stam van Manasse. Zie boven, Richt. 1:27, en vergelijk Joz. 17:11.
 
2)zilvers daarvan.
Of, gelds. Anders, zij brachten niet een stukje zilver daarvan, daar zij groten buit meenden te halen.
 
3)Van den hemel streden zij,
Met deze manieren van spreken wordt te kennen gegeven, dat God van boven en beneden, door velerlei creaturen en middelen tegen Sisera en zijn heirleger gestreden heeft.
 
4)wentelde hen weg,
Of, veegde hen, keerde hen weg, door verbolgenheid van den stroom, die van boven door storm en onweder was verwekt.
 
5)beek Kedumin,
Lopende van het gebergte in de beek Kison, naar uitwijzen van de kaart. Anders, beek der oudheden; dat is, zeer oude beek, die vanouds, van den beginne af geweest, en van God daartoe gemaakt en behouden is.
 
6)vertreed,
Dat is, veracht de macht des vijands. Anders, mijn ziel trad op de sterken; door het gebed en Gods ingeven vertrouwende, dat zij als vertreden en onder de voeten gelegd zouden worden.
 
7)de sterken.
Hebreeuws, de sterkte; te weten des machtigen vijands, die nu onder onze voeten gelegd is.
 
8)rennen, het rennen
Of, stampen, draven, trotteren, klateren; dat is, van het veel en haastig lopen en rennen.
 
9)machtigen.
Die, de vlucht nemende, door snelheid hunner paarden meenden te ontkomen, doch tevergeefs.
 
10)Meroz,
Een stad of landstreek, nabij de beek Kison, niet ver van de plaats, waar de slag geschied is, aan de zuidelijke grenzen van Issaschar.
 
11)Engel des HEEREN,
Vergelijk onder, Richt. 6:11, enz.
 
12)vloekt haar inwoners geduriglijk;
Hebreeuws, vloekt vloekende.
 
13)des HEEREN, tot de hulp des HEEREN,
Dat is, tot Israëls hulp, die de Heere bevolen en beschikt heeft. Of, tot de hulp van des Heeren volk. Anders is het menselijkerwijze gesproken van God, die eigenlijk niemands hulp van doen heeft.
 
14)de helden.
Die Barak en Debora gevolgd zijn.
 
15)Gezegend
Zie Gen. 14:19.
 
16)de vrouwen Jael,
Te weten, andere vrouwen; alzo in het volgende.
 
17)in de tent!
Dat is, in haar tent, waar zij dat loffelijk werk gedaan had. Of [die] in tenten [wonen].
 
18)herenschaal
Hebreeuws, in een schaal der heerlijken; dat is, in een zulke grote schaal, als doorluchtige, grootmachtige heren en vorsten wel plegen te gebruiken.
 
19)boter.
Anders, botermelk, melk waar de boter nog in was.
 
20)hand sloeg zij aan den nagel,
Te weten, de linkerhand; of aldus: haar handen strekten zich uit, de ene aan de nagel, de rechter aan den hamer der arbeidslieden.
 
21)zij streek zijn hoofd af,
Het Hebreeuwse woord wordt bij de Hebreën eigenlijk gebruikt van het afstrijken der maten, die te vol of opgehoopt zijn. De zin is: dat zij hem het hoofd heeft afgesneden.
 
22)doordrongen.
Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk veranderen, ten goede of ten kwade; en voorts doorgaan, doordringen, van het ene tot het andere, idem, verderven.
 
23)kromde hij zich,
Vanwege de pijn; of pogende zich op te richten, doch terstond daarheen vallende, enz.
 
24)geheel geschonden!
Hebreeuws eigenlijk, verwoest; dat is, gans beroofd en ten enenmale verdorven. Want zulk een machtig en trots krijgsoverste, te voet gevlucht, verbaasd, vermoeid en door een vrouw verstoken en toegedekt zijnde, lag daar doornageld, gekromd, bebloed en dood.
 
25)traliën:
Of, door een kijkvenstertje.
 
26)wagenen achter?
Hebreeuws, de gangen, de voeten, of, voetstappen zijner wagens.
 
27)De wijsten
Anders, een iegelijk van haar wijze staatsvrouwen antwoordde haar.
 
28)staatsvrouwen
Anders, vorstinnen.
 
29)Zouden zij
Alsof zij zeide: Ik heb ongelijk, dat ik die zo haast tegemoet zie; want zij moeten toch eerst den buit uitvinden en delen, enz.
 
30)vinden en delen?
Dat is, aantreffen, bekomen.
 
31)liefje,
Of, boelke, meisje.
 
32)voor iegelijken man?
Hebreeuws, voor het hoofd eens mans; dat is, voor elk hoofd, voor elken man.
 
33)voor de buithalzen?
Hebreeuws, voor de halzen des buits; dat is, dergenen wien de beste buit toekomt, als krijgsoversten, of die in den strijd zich wel gekweten en goeden buit bekomen hebben, zodat hun een goed gedeelte toebehoort; of, die den buit op den hals nadroegen, of met gevaar van hun halzen gehaald hadden.
 
34)Hem daarentegen liefhebben,
Den Heere.
 
35)als wanneer
Dat is, zij moeten in krachten en glans voortgaan, en toenemen, gelijk de zon oprijst en voortgaat. Vergelijk Jes. 40:31.
 
36)opgaat in haar kracht.
Of, voortgaat.