1 2 3


1En wij bidden u, broeders, door1) de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering2) tot Hem,
2Dat gij niet haastelijk bewogen3) wordt van verstand4), of verschrikt5), noch door geest6), noch door woord7), noch door zendbrief8), als van ons geschreven, alsof de dag9) van Christus aanstaande ware.
3Dat u niemand verleide10) op enigerlei wijze; want die11) komt niet, tenzij dat eerst de afval12) gekomen zij, en dat geopenbaard13) zij de mens14) der zonde, de zoon15) des verderfs;
4Die zich in18)gen">tegenstelt16), en verheft17) boven al wat God genaamd, of als God geeerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een19) God zal zitten, zichzelven20) vertonende, dat hij God is.
5Gedenkt gij niet, dat ik, nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb?
6En nu, wat te24)keningen">hem21) wederhoudt22), weet23) gij, opdat hij geopenbaard worde te zijner eigen tijd.
7Want de25) verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk, Die hem26) nu wederhoudt, Die zal hem wederhouden, totdat hij27) uit28) het midden zal weggedaan worden.
8En alsdan29) zal de ongerechtige30) geopenbaard31) worden, denwelken de Heere verdoen32) zal door den Geest33) Zijns monds, en te niet maken door de verschijning34) Zijner toekomst;
9Hem, zeg ik, in37)gen">wiens35) toekomst is naar de werking des satans36), in alle kracht, en tekenen, en wonderen38) der leugen;
10En in alle39) verleiding40) der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan; daarvoor41) dat zij de liefde42) der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden.
11En daarom zal God43) hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen44) zouden geloven;
12Opdat zij allen veroordeeld45) worden, die de waarheid46) niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid47).
13Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne48) verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking49) des Geestes, en geloof50) der waarheid;
14Waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, tot51) verkrijging der heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus.
15Zo dan, broeders, staat vast en houdt de inzettingen52), die u geleerd zijn, hetzij door ons53) woord, hetzij door onzen zendbrief.
16En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft in56)gen">een54) eeuwige vertroosting en goede55) hoop in genade,
17Vertrooste uw harten, en versterke u in alle goed57) woord en werk.