1 2 3 4 5 6


1En u heeft Hij1) mede levend gemaakt, daar gij dood waart2) door de misdaden en de zonden;
2In welke gij eertijds gewandeld3) hebt, naar de eeuw4) dezer wereld, naar den overste5) van de macht6) der lucht, van den geest, die nu werkt in7) de kinderen der8) ongehoorzaamheid;
3Onder dewelke ook wij allen eertijds9) verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses,10) doende den wil des vleses11) en der gedachten;12) en wij waren van nature13) kinderen des toorns,14) gelijk ook de anderen;15)
4Maar God, Die rijk is in16) barmhartigheid door Zijn grote17) liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft,
5Ook toen wij dood waren18) door de misdaden, heeft ons levend gemaakt19) met Christus;20) (uit genade zijt gij zalig geworden)
6En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus;21)
7Opdat Hij zou betonen22) in de toekomende23) eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.
8Want uit genade zijt24) gij zalig geworden25) door het geloof;26) en dat niet uit u,27) het is Gods gave;
9Niet uit de28) werken, opdat niemand roeme.
10Want wij zijn Zijn29) maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid30) heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen.
11Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees,31) en die voorhuid genaamd32) werdt van degenen, die genaamd zijn besnijdenis33) in het vlees, die met handen geschiedt;
12Dat gij in dien tijd waart zonder Christus,34) vervreemd van het burgerschap35) Israëls, en vreemdelingen van de verbonden36) der belofte, geen hoop37) hebbende, en zonder God38) in de wereld.
13Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart,39) nabij geworden door het bloed40) van Christus.
14Want Hij is onze vrede, Die deze beiden een gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende,
15Heeft Hij de vijandschap41) in Zijn vlees42) te niet gemaakt, namelijk de wet der geboden43) in inzettingen bestaande; opdat Hij die twee44) in Zichzelven tot45) een nieuwen mens46) zou scheppen, vrede makende;47)
16En opdat Hij die beiden48) met God in een lichaam49) zou verzoenen door het kruis, de vijandschap50) aan hetzelve51) gedood hebbende.52)
17En komende, heeft53) Hij door het Evangelie vrede verkondigd54) u, die verre waart, en dien, die nabij waren.
18Want door Hem hebben55) wij beiden den toegang door een Geest56) tot den Vader.
19Zo zijt gij dan57) niet meer vreemdelingen58) en bijwoners, maar medeburgers59) der heiligen, en huisgenoten Gods;60)
20Gebouwd op het fondament61) der apostelen en profeten, waarvan Jezus62) Christus is de uiterste Hoeksteen;63)
21Op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den64) Heere;
22Op Welken ook65) gij mede gebouwd66) wordt tot een woonstede Gods in den Geest.67)