1 2 3 4 5 6


1Broeders, indien ook een mens vervallen ware1) door2) enige misdaad, gij,3) die geestelijk zijt,4) brengt den zodanige5) te recht met den geest der6) zachtmoedigheid; ziende op uzelven,7) opdat ook gij niet verzocht wordt.8)
2Draagt elkanders9) lasten, en10) vervult alzo11) de wet van Christus.12)
3Want zo iemand meent iets te zijn,13) daar hij niets14) is, die bedriegt zichzelven15) in zijn gemoed.
4Maar een iegelijk beproeve16) zijn eigen werk;17) en alsdan zal hij18) aan zichzelven19) alleen roem hebben,20) en niet aan een anderen.21)
5Want een iegelijk zal zijn eigen pak dragen.
6En die onderwezen wordt22) in het Woord,23) dele mede24) van alle goederen25) dengene, die hem onderwijst.26)
7Dwaalt niet;27) God laat Zich niet bespotten; want28) zo wat de mens zaait,29) dat zal hij ook maaien.
8Want die in zijn eigen vlees30) zaait, zal uit het vlees31) verderfenis32) maaien; maar die33) in den Geest zaait,34) zal uit den Geest35) het eeuwige leven maaien.36)
9Doch laat ons, goed doende,37) niet vertragen;38) want te zijner tijd39) zullen wij maaien, zo wij40) niet verslappen.41)
10Zo dan, terwijl wij tijd42) hebben, laat ons goed doen aan43) allen, maar meest44) aan de huisgenoten des geloofs.45)
11Ziet,46) hoe groten brief47) ik u geschreven heb met mijn hand.
12Al degenen, die een schoon49) gelaat willen tonen naar het vlees,50) die noodzaken u besneden te worden, alleenlijk opdat zij vanwege het kruis51) van Christus niet zouden vervolgd worden.52)
13Want ook zijzelven, die besneden worden,53) houden de wet niet;54) maar zij willen, dat gij besneden wordt, opdat zij in uw vlees roemen55) zouden.
14Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van56) onzen Heere Jezus Christus; door Welken57) de wereld58) mij gekruisigd is,59) en ik der wereld.60)
15Want in Christus Jezus61) heeft noch besnijdenis enige kracht,62) noch voorhuid, maar een nieuw schepsel.63)
16En zovelen als er naar dezen regel64) zullen wandelen, over dezelve zal zijn65) vrede en66) barmhartigheid, en67) over het Israël Gods.68)
17Voorts, niemand doe mij69) moeite aan; want ik draag de littekenen van70) den Heere Jezus in mijn lichaam.
18De genade van71) onzen Heere Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen.72)