1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66


1In het jaar, toen Tartan1) naar Asdod kwam,2) als hem Sargon,3) de koning van Assyrie gezonden had, toen hij krijg voerde tegen Asdod, en het innam;4)
2Ter zelfder tijd sprak de HEERE, door den dienst van Jesaja,5) den zoon van Amoz, zeggende: Ga heen,6) en ontbind7) den zak8) van uw lendenen, en doe uw schoenen van uw voeten. En hij deed alzo, gaande naakt9) en barrevoets.10)
3Toen zeide de HEERE: Gelijk als Mijn knecht Jesaja naakt en barrevoets wandelt,11) drie jaren,12) tot een teken13) en wonder over Egypte en over Morenland;
4Alzo zal de koning van Assyrie14) voortdrijven15) de gevangenen16) der Egyptenaren, en de Moren,17) die weggevoerd zullen worden, jongen en ouden, naakt en barrevoets, en met blote billen, den Egyptenaren18) tot schaamte.
5En zij zullen19) verschrikken en beschaamd zijn van de Moren,20) op dewelke zij zagen,21) en van de Egyptenaars, hun roem.22)
6En de inwoners van dit eiland23) zullen te dien dage zeggen: Ziet, alzo is het gegaan dien, op welken24) wij zagen, werwaarts wij henenvloden om hulp, om gered te worden van het aangezicht25) des konings van Assyrie; hoe zullen wij dan ontkomen?