1)van de ongelovigen
Namelijk te zijnen huize, zonder dat de maaltijd ter ere van den afgod is toegericht, gelijk de heidenen het overschot van al zulke geofferde beesten of spijzen tot bijzondere en burgerlijke maaltijden dikmaals gebruikten.
 
2)daar gaan wilt
Dat is, oorbaar acht te gaan om burgerlijke gemeenschap of gebuurschap te onderhouden. Waardoor de apostel te kennen geeft dat men ook, eer men daar gaat, wel moet overwegen waartoe men daar genood wordt.
 
3)al wat ulieden
Dat is, van alles.
 
4)niets ondervragende,
Of, geen onderscheid makende.
 
5)zo iemand tot
Namelijk van den zwakgelovigen, die daardoor aanstoot zou mogen lijden; of ook van den ongelovige, die met u aanzit, en daardoor u zou mogen aanzien voor een mens, die zonder godsdienst of van hun heidense religie zou zijn, zo gij, vermaand zijnde, evenwel daarvan zoudt eten.
 
6)de aarde is des Heeren,
Deze zelfde plaats, genomen uit den 24n Ps., Ps. 24, brengt de apostel hier wederom voort, om te bewijzen dat men zulke spijs wel kan laten, dewijl er meer spijzen zijn, die God op de aarde geschapen heeft tot ons gebruik.
 
7)des anderen;
Namelijk die u zulks vermaant, en daardoor aanstoot lijdt, om de reden tevoren verhaald.
 
8)mijne vrijheid
Dat is, waarom zal ik met het ergerlijk gebruik van vrijheid oorzaak geven, dat eens anders conscientie mijn doen veroordele of het lastere. Of, dewijl ik weet uit Gods Woord, dat mij dit nu vrijstaat, waarom zal ik het oordeel van mijne conscientie het oordeel van eens anders conscientie, die nog zwak is, onderwerpen, of mij van zulke laten lasteren; het is mij genoeg, dat ik het eten van zulke spijs voor dien tijd om hunnentwil nalaat, en evenwel in mijn gemoed de vrijheid behoud om op een anderen tijd zonder aanstoot zulks te doen en God daarvoor te danken.
 
9)door genade
Namelijk des Evangelies, in hetwelk ons Christus van het juk der ceremoniën en het onderscheid der spijzen heeft vrijgesteld.
 
10)en den Joden, en den
Onder deze drie soorten begrijpt de apostel alle mensen, die òf Joden waren, òf heidenen, òf Christenen, van wie gene voor ons moeten geërgerd worden door het gebruik van onze vrijheid; wel verstaande, indien het zodanige personen zijn, waar men hoop van heeft dat zij daardoor van ons kunnen gewonnen worden.
 
11)in alles
Dat is, zoekt te behagen. Dit moet verstaan worden gelijk het volgende, namelijk ten aanzien van het gebruik of nalaten der Christelijke vrijheid, niet ten aanzien van de leer of andere zaken, die van God geboden of verboden zijn. Zie Gal. 1:8,10.