1)Cinnereth af
Zie Num. 34:11; Joz. 12:3, naderhand genoemd de zee Gennesareth, Luk. 5:1, enz.
 
2)Zoutzee,
Zie Gen. 14:3.
 
3)Asdoth-pisga
Anders, beneden den afloop des heuvels tegen het oosten. Naar sommige kaarten ligt de stad Asdoth-Pisga tussen den hogen berg Pisga en den berg Pehor. Zie ook Joz. 12:3, en Joz. 13:20.
 
4)gebood ik ulieden
Dit gebod ging den Rubenieten, Gadieten en den halven stam van Manasse aan.
 
5)twee koningen gedaan heeft;
Te weten, den koning Sihon en den koning Og.
 
6)HEERE!
In het Hebreeuws staan de letters van het woord Jehovah, doch hebbende de punten van het woord Elohim, gelijk ook elders.
 
7)uw knecht te tonen
Dat is, mij die uw knecht ben.
 
8)Uw grootheid
Zie onder, Deut. 11:2.
 
9)Uw sterke hand;
Of, uwe hand, die sterk is.
 
10)goede gebergte,
Dat is, schoon en vruchtbaar.
 
11)en den Libanon!
Anders, te weten de Libanon.
 
12)om uwentwille over mij,
Zie boven, Deut. 1:37.
 
13)Het zij u genoeg;
Of, gij hebt genoeg. Vergelijk hiermede 2 Cor. 12:8,9.
 
14)spreek niet meer tot Mij van deze zaak.
Hebreeuws, doe niet toe, of, vaar niet voort te spreken.
 
15)hoogte van Pisga,
Hebreeuws, het hoofd.
 
16)zie toe met uw ogen;
Te weten, naar het land Kanaän.
 
17)Gebied dan Jozua,
Dat is, onderwijs en bericht hem van alles, wat hem tot uitvoering van zijn ambt zal nodig zijn, volgens mijn voorschrift.
 
18)bekrachtig hem;
Dat is, spreek hem goeden moed in, en maak hem hartig tegen alle voorvallende zwarigheden.
 
19)Beth-peor.
Anders, het huis van Pehor. Sommige kaarten hebben hier een stad, genoemd Beth-Peor, liggende aan den voet eens bergs van gelijken naam, dicht bij Pisga en Nebo.