1)de woorden,
Anders, zaken, dingen; alzo ook Exod. 35:4, en elders.
 
2)heiligheid zijn,
Dat is, een heilige dag.
 
3)geen vuur aansteken
Te weten, om spijs te koken, Exod. 16:23. Of om te werken, maar men mocht het vuur ten brandoffer wel aansteken.
 
4)enige uwer woningen
Hebreeuws, al uwe, enz.
 
5)hetgeen,
Hebreeuws, dat bij ulieden is.
 
6)vrijwillig is,
Zie Job 12:21.
 
7)handbomen,
Waarmede men de ark droeg van de ene plaats naar de andere.
 
8)des deksels;
Dit deksel was van geitenhaar gemaakt, Exod. 26:7.
 
9)de toonbroden;
Zie Exod. 25:30.
 
10)tot het licht,
Anders, des lichts; dat is, licht gevende; alzo staat er Ps. 148:3 sterren des lichts; dat is, schijnende sterren.
 
11)reukaltaar,
Versta dit van het gouden altaar, Exod. 30:1.
 
12)nagelen des tabernakels,
Hiermede maakten zij de onderste einden van het deksel of behangsel vast in de aarde, opdat de wind het niet bewegen of verwaaien zou.
 
13)zelen;
Deze zelen dienden om de voorhangsels of deksels des tabernakels te binden en vast te maken.
 
14)het priesterambt te bedienen.
Te weten, het hogepriesterambt, gelijk Exod. 31:10.
 
15)bewoog,
Anders, verhief.
 
16)de heilige klederen.
Hebreeuws, klederen der heiligheid.
 
17)spanselen,
Anders, hangende gordels.
 
18)offerde,
Hebreeuws, bewoog; omdat het goud, dat de mannen brachten, bewogen en opgeheven werd, wanneer zij het den Heere gaven, daarom wordt het genoemd een beweegoffer, Exod. 35:22, en Exod. 38:24.
 
19)gevonden werd hemelsblauw,
Dat is, was, gelijk Esth. 1:5; Mal. 2:6. Alzo ook, er is geen bedrog in zijn mond gevonden; dat is, er was geen bedrog in zijn mond.
 
20)dienst.
Versta, van den godsdienst.
 
21)met haar handen,
Zij lieten het haar maagden of gehuurde vrouwen niet spinnen, maar zij sponnen het zelven.
 
22)de hand van Mozes;
Dat is, op bestelling, order, bevel van Mozes.