1)vs. 2; de veelheid
Anders, die veel van woorden is, of een veelspreker.
 
2)klapachtig
Hebreeuws, man der lippen; dat is, een klapper en zwetser. Alzo wordt een man der tong genaamd een man die tot kwaadspreken en lasteren genegen is, Psalm 140:12. Daarentegen een man der woorden wordt genaamd een, die welsprekend is; Ex. 4:10.
 
3)recht hebben?
Of, rechtvaardig zijn?
 
4)vs. 3; Zouden
Anders, zouden [o] uw leugenen de lieden zwijgen?
 
5) leugenen
Het woord in het oorspronkelijke betekent verscheidene dingen, maar voor leugenen wordt het genomen Jer. 48:30.
 
6) vs. 4; Mijn leer
Te weten, waardoor Job geleerd had dat God de goeden zowel gestraft als de kwaden, boven, Job 9:22, hoewel Hij zulks rechtvaardiglijk doet, in hetzelfde hoofdstuk, Job 9:2,3, doch niet altijd acht hebbende op de zonde [gelijk wanneer Hij de goddelozen straft], boven, Job 10:7. Het Hebreeuwse woord betekent niet alleen het onderwijs, dat gegeven wordt, maar ook de wetenschap, die ontvangen wordt. Vergelijk Spr. 1:5 en Spr. 4:2 enz.
 
7) ik ben rein
Zie boven, Job 10:7, waar Job wel zegt dat hij niet goddeloos was, maar niet, gelijk Zofar hem hier verwijt, dat hij zuiver was in des Heeren oGen. Het eerste verstond Job van gruwelijke goddeloosheid, die zijn vrienden hem oplegden; en dit andere, dat Zofar hem hier ten laste legt, verstaat zich van een volkomen reinheid, die Job noch zichzelven, noch iemand toegeschreven heeft. Zie boven,Job 9:2.
 
8) in uw ogen
De ogen Gods betekenen hier zijn oordeel; alzo 1 Sam. 15:19; 1 Kon. 11:6.
 
9) vs. 5; och
Hebreeuws, wie zal geven dat God spreke? Zie boven,Job 6:8.
 
10) vs. 6; dubbel
Dat is, nog eens zo groot in der daad en waarheid. De zin is, dat in Gods wijsheid nog veel meer reden was om Job harder te straffen, dan hij gestraft was, indien Hij tegen hem het hoogste recht had willen gebruiken; vergelijk Ezra 9:15. Anders, want der wijsheid is nog eens zoveel.
 
11) in wezen
Anders, bij de wet, die nog eens zoveel vereist dan gij gedaan hebt. Zie van het Hebreeuwse woord touschijah, boven, Job 5:12.
 
12) vergeet
Dat is, afstaat, of vermindert. Of aldus: Dat God u vergeet [dat is, geen weldadigheid bewijst] vanwege uwe ongerechtigheid, of dat God u afvordert, enz. Anders, van u [min] eist, dan uw ongerechtigheid [verdient].
 
13) ongerechtigheid
Dat is, straf uwer ongerechtigheid. Zie Lev. 5:1.
 
14) vs. 7; de onderzoeking
Onderzoeking wordt genaamd hetgeen door onderzoeking verkregen wordt, als verstand, wijsheid en oordeel; want hoewel deze dingen door zulk middel in God niet zijn, nochtans menselijker wijze worden zij alzo genoemd. Gode nu en zijnen Geest wordt onderzoeking toegeschreven, onder, Job 28:27; 1 Cor. 2:10. Versta hier door deze de heimelijke, doch rechtvaardige oordelen Gods, die Hij gebruikt in het straffen. Anders, zult gij [door] onderzoeking God vinden?
 
15) den Almachtige
Dat is, de verborgenheden van de wijsheid des almachtigen Gods, of zijn volmaaktheid.
 
16) vs. 8; Zij is als
Dat is, zij, te weten, de wijsheid Gods, waarvan boven, vs.6, gesproken is, [of de volmaaktheid Gods, waarvan enigen menen vs.7 gesproken te zijn] is bij den allerhoogsten hemel te vergelijken. Zie Ef. 3:18.
 
17) wat kunt gij doen?
Te weten, om die ten volle te onderzoeken en uit te vinden.
 
18) hel
Vergelijk onder, Job 26:6, en zie Gen. 37:35.
 
19) vs. 10; Hij voorbijgaat,
Dat is, zo Hij, te weten, God, zich vertoont in zijne werken. Alzo boven,Job 9:11. Zie de aantekening. Anders, zo Hij verandert; te weten, zijn werk
 
20) overlevere
Of, besluite; te weten, in het geweld der straf, die Hij rechtvaardiglijk tegen hem uitvoert.
 
21) vergadere
Versta, tot de genieting zijner weldaden, die Hij bewijst aan degenen, welke Hij genadiglijk aanneemt.
 
22) vs. 11; de ijdele lieden
Hebreeuws, mensen der ijdelheid, of valsheid; dat is, die tot ijdelheid en valsheid genegen zijn. Versta, ijdele leer en onnutte werken, welke gevonden worden in degenen, die zonder het geloof, de vreze Gods en ware boetvaardigheid zijn. Alzo Ps. 26:4. In gelijken zin worden genaamd onder, Job 22:15, lieden der ongerechtigheid, en Job 34:8, mannen der goddeloosheid; Spr. 24:1, lieden der boosheid.
 
23) aanmerken?
Dat is, bedenken, verstaan, achtgeven en voornemen die naar zijne rechtvaardigheid te straffen. Zie van het Hebreeuwse woord 1 Kon. 3:21.
 
24) vs. 12; Dan zal
Te weten, als God zijn straffen en oordelen uitvoert. Anders, maar de mens is ijdel [en] verstandeloos, en [als] het jong van een woudezel is de mens geboren.
 
25) verstandeloos
Hebreeuws, ledig.
 
26) kloekzinnig
Dat is, niet alleen genegen zijn om wijsheid te leren, maar zal ook dezelve begrijpen en aannemen; want het hart wordt in de Heilige Schrift voor den zin en het verstand des mensen genomen. Zie boven, Job 9:4.
 
27) hoewel
Dat is, al is het dat de mens van het begin zijns levens af zeer plomp en onverstandig is, gelijk het veulen van een wilden ezel, nochtans kan hij door de overlegging van Gods werken enige wijsheid vatten, welverstaande door den Geest Gods verlicht en geleid zijnde.
 
28) vs. 13; bereid hebt,
Te weten, door oprechte bekering. Zie 2 Kron. 12:14.
 
29) bereid
Zie van deze ceremoniën in het bidden gebruikelijke, 1 Kon. 8:22.
 
30) tot Hem uit
Namelijk, tot God.
 
31) vs. 14; Indien
Dat is, zo gij een voornemen hebt om uw naaste kwaad te doen, of alreeds dat gedaan hebt. In zulk een manier van spreken betekent het woord hand het voornemen of de daad des mensen, of beide. Vergelijk 1 Sam. 26:18; 1 Kron. 12:17; Ps. 26:10.
 
32) vs. 15; uit de gebreken,
Dat is, uit de menigerlei ellenden, in welke gij nu steekt, en de straffen, die gij nu lijden moet.
 
33) vs. 16; harer
Dat is, der voorgemelde moeite, of ellende.
 
34) als der wateren,
Te weten, die zeer snellijk weggevloeid en voorbijgelopen zijn, op welke men niet meer denkt. Hij wil zeggen dat hij gans geen gedachtenis zijner ellende zou hebben.
 
35) vs. 17; Ja,
Of, ouderdom; vergelijk Ps. 39:6, en Ps. 89:48.
 
36) klaarder
Dat is, klaarder dan het schijnsel der middagzon. De middag betekent hier zeer grote klaarheid. Zie boven, Job 5:14. De zin is: Wat gij nog overig te leven hebt, zal van God grotelijks gezegend worden; want middag betekent somtijds in de Heilige Schriftuur groten voorspoed; Jes. 58:10; Amos 8:9
 
37) uitvliegen
Dat is, uit kruis en lijden verlost worden, en u als het morgenlicht uitbreiden. Anders, zijt gij duister, zo zult gij als de morgenstond zijn.
 
38) vs. 18; graven,
Te weten, om uw hut of huis te bouwen en te verzekeren. De zin is dat hij een zekere plaats van woning zou hebben, in welke hij stil en gerust zou wonen.
 
39) vs. 19; smeken
Dat is, de mensen zullen zich voor u vernederen, verzoekende met allen eerbied en ernst uw gunst, uit oorzaak van uw hoogheid, eer en vermogen. Het Hebreeuwse woord is ook in gelijken zin genomen, Ex. 32:11; 1 Sam. 13:12; 1 Kon. 13:6; Ps. 45:13 en Ps. 119:58; Spr. 19:6; Zach. 7:2.
 
40) vs. 20; de uitblazing
Versta hiermede den dood, welke, als hij den goddelozen overkomt, hun alle hoop beneemt, niet alleen omdat zij hier al hun goed en heerlijkheid laten moeten, maar ook omdat het gevoel van Gods toorn hen verschrikt, waardoor zij beroofd worden van hun troost, ten aanzien van dit en het toekomende leven. Vergelijk Jer. 15:9.