1)sprak tot Mozes
Anders, had gesproken; en alzo voorts in het vervolg van dezen tekst tot Num. 9:7 toe, te weten, voor de telling der Israëlieten, boven, Num. 1:1 beschreven; welke geschiedde op de tweede maand des tweeden jaars: maar dit verhaal wordt nu hier achter ingevoegd uit oorzaak van de onreine en reizende lieden, die het pascha in de eerste maand niet konden houden, en daarom tot de tweede maand uitgesteld werden. Zie onder, Num. 9:11.
 
2)in de eerste maand,
Genaamd bij de Hebreën Nisan, Neh. 2:1; Esth. 3:7. Anders, Abib. Zie Exod. 13:4, en Exod. 23:15, en kwam meest overeen met onzen Maart.
 
3)pascha houden zouden,
Zie van dit woord Exod. 12:11, en Lev. 23:5.
 
4)gezetten tijd.
Zie Exod. 12:6.
 
5)tussen twee avonden
Zie van deze manier van spreken Exod. 12:6.
 
6)inzettingen,
Zie van deze Exod. 12, Exod. 13, en Lev. 23.
 
7)lieden geweest,
Onder het Hebreeuwse woord, eigenlijk betekenende mannen, zijn hier ook vrouwen begrepen, gelijk Gen. 39:11,14.
 
8)het dode lichaam eens mensen
Hebreeuws, ziel. Zie Lev. 19:28, en alzo in Num. 9:7.
 
9)onrein waren,
Te weten, naar de wet der ceremoniën betekenende de geestelijke onreinheid. Versta dan die onrein waren, omdat zij een dood lichaam aangeroerd hadden, ofin het huis, waarin een dode was, waren ingegaan of het lijk ten grave vergezelschapt hadden. Zie Lev. 21:1,11.
 
10)op denzelven dag
Dat is, op den ordinairen en gezetten dag.
 
11)kunnen houden;
Zie Lev. 7:20, waar den onreinen verboden wordt van de dankoffers te eten.
 
12)verkort worden,
Of, achtergehouden, of afgehouden worden.
 
13)de offerande des HEEREN
Versta, het paaslam, hetwelk zo genoemd wordt Num. 9:7 en onder, Num. 9:13, en Exod. 12:27, eensdeels omdat het slachten daarvan naar het bevel Gods geschiedde, om de gedachtenis van hun verlossing uit Egypte te onderhouden, en daarvoor Gode dankzegging te offeren; Exod. 12:27; anderdeels, omdat die slachting een voorbeeld is geweest van de offerande onzes Heeren Jezus Christus; 1 Cor. 5:7.
 
14)bittere saus
Hebreeuws, bitterheden.
 
15)dat eten.
Te weten, het pascha; dat is, voorbijgang. Zie ook deze manier van spreken Deut. 16:7; 2 Kron. 30:18; Joh. 18:28, en versta het paaslam, hetwelk een voorbijgang genoemd wordt, om de reden vermeld Lev. 23:5; dezelfde wijze van spreken is: het pascha slachten, Exod. 12:21; Deut. 16:2,6; het pascha koken; Deut. 16:7.
 
16)uit haar volken uitgeroeid worden;
Zie Gen. 17:14.
 
17)diezelve man zal zijne zonden dragen.
Zie Lev. 5:1.
 
18)zijn wijze,
Zie Lev. 5:10.
 
19)wolk den tabernakel,
Zie van deze Exod. 13:21.
 
20)op de tent
Dat is, niet eigenlijk over den voorhof maar enigszins over het heilige, doch voornamelijk over het allerheiligste, waar de ark der getuigenis was.
 
21)der getuigenis;
Zie boven, Num. 1:50.
 
22)bedekte
Te weten, op den dag, gelijk te zien is Exod. 13:21, en af te nemen uit Num. 9:15.
 
23)denzelven,
Te weten, tabernakel.
 
24)den mond des HEEREN,
Dat is, naar het bevel of voorschrift des Heeren. Versta, naardat God door de wolk, die een teken zijner tegenwoordigheid was, te kennen gaf, hetzij zij verheven werd of stilstond. Want dat was den Israëlieten als een bevel des Heeren, hetwelk zij in het verreizen en in het blijven volgen moesten.
 
25)verbleef,
Hebreeuws, verlengde.
 
26)namen de kinderen Israëls
Dat is, zij onderhielden naarstiglijk in den tabernakel de oefening van allen godsdienst. Vergelijk Lev. 8:35, en boven, Num. 3:7; zij namen ook acht op hetgeen de Heere deed, namelijk of Hij de wolk deed verheffen of liet rusten, waarnaar zij òf verreizen, òf stil blijven moesten.
 
27)weinige dagen op den tabernakel was,
Hebreeuws, dagen des getals; dat is, weinige. Zie deze manier van spreken Gen. 34:30, en de aantekeningen.
 
28)vele dagen
Hebreeuws, dagen. Dit woord alleen gesteld zijnde, betekent somtijds enige of vele dagen. Zie Gen. 4:3, of een geheel jaar. Zie Lev. 25:29.
 
29)de hand van Mozes.
Dat is, door den dienst van Mozes. Zie Exod. 4:13, en Lev. 8:36.