1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36


1En Israël verbleef te Sittim,1) en het volk begon te hoereren2) met de dochteren der Moabieten.3)
2En zij nodigden het volk6)4) tot de slachtofferen harer goden;5) en het volk at,7) en boog zich voor haar goden.
3Als nu Israël zich koppelde aan Baal-Peor, ontstak de toorn des HEEREN tegen Israël.
4En de HEERE zeide tot Mozes: Neem alle hoofden des volks,8) en hang ze den HEERE9) tegen de zon,10) zo zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden van Israël.
5Toen zeide Mozes tot de rechters van Israël: Een iedere dode zijn mannen,11) die zich aan Baal-Peor gekoppeld hebben!
6En ziet, een man uit de kinderen Israëls kwam, en bracht een Midianietin tot zijn broederen12) voor de ogen van Mozes, en voor de ogen van de ganse vergadering der kinderen Israëls, toen zij weenden voor de deur van de tent der samenkomst.
7Toen Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat zag, zo stond hij op uit het midden der vergadering, en nam een spies in zijn hand;
8En hij ging den Israëlietischen man na in de hoerenwinkel, en doorstak hen beiden, den Israëlietischen man en de vrouw, door hun buik. Toen werd de plaag van over de kinderen Israëls opgehouden.
9Degenen nu, die aan de plaag stierven, waren vier en twintig duizend.13)
10Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
11Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, heeft Mijn grimmigheid van over de kinderen Israëls afgewend, dewijl hij Mijn ijver geijverd heeft in het midden derzelve, zodat Ik de kinderen Israëls in Mijn ijver niet vernield heb.
12Daarom spreek: Zie, Ik geef hem14) Mijn verbond des vredes.15)
13En hij zal hebben, en zijn zaad na hem, het verbond des eeuwigen priesterdoms,16) daarom dat hij voor zijn God geijverd, en verzoening gedaan heeft voor de kinderen Israëls.
14De naam nu des verslagenen Israëlietischen mans, die verslagen was met de Midianietin, was Zimri, de zoon van Salu, een overste van een vaderlijk huis der Simeonieten.
15En de naam der verslagene Midianietische vrouw was Kozbi, een dochter van Zur, die een hoofd was der volken17) van een vaderlijk huis onder de Midianieten.
16Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
17Handel vijandelijk met de Midianieten, en versla hen;
18Want zij hebben vijandelijk tegen ulieden gehandeld door hun listen, die zij listig tegen u bedacht hebben in de zaak van Peor, en in de zaak van Kozbi, de dochter van den overste der Midianieten, hun zuster,18) die verslagen is, ten dage der plaag, om de zaak van Peor.