1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36


1En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
2Spreek tot Aaron, en zeg tot hem: Als gij de lampen aansteken zult, recht tegenover den kandelaar zullen de zeven lampen lichten.
3En Aaron deed alzo: tegenover vooraan den kandelaar stak hij deszelfs lampen aan;
4Dit werk nu des kandelaars was van dicht goud,1) tot zijn schacht, tot zijn bloemen was het dicht; naar de gedaante,2) die de HEERE Mozes vertoond had,3) alzo had hij den kandelaar gemaakt.
5En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
6Neem de Levieten uit het midden van de kinderen Israëls, en reinig hen.4)
7En aldus zult gij hun doen, om hen te reinigen: spreng op hen water der ontzondiging;5) en zij zullen het scheermes over hun ganse vlees doen gaan, en zij zullen hun klederen wassen, en zich reinigen.
8Daarna zullen zij nemen een var, een jong rund,6) met zijn spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd; en een anderen var, een jong rund, zult gij nemen ten zondoffer.
9En gij zult de Levieten voor de tent der samenkomst doen naderen; en gij zult de gehele vergadering der kinderen Israëls doen verzamelen.
10Ja, gij zult de Levieten voor het aangezicht des HEEREN doen naderen; en de kinderen Israëls7) zullen hun handen op de Levieten leggen.
11En Aaron zal de Levieten bewegen8) ten beweegoffer9) voor het aangezicht des HEEREN, vanwege de kinderen Israëls; opdat zij zijn, om den dienst des HEEREN te bedienen.
12En de Levieten zullen hun handen op het hoofd der varren leggen; daarna bereidt gij een ten zondoffer, en een ten brandoffer den HEERE, om over de Levieten verzoening te doen.
13En gij zult de Levieten stellen voor het aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht van zijn zonen, en gij zult hen bewegen ten beweegoffer den HEERE.
14En gij zult de Levieten uit het midden van de kinderen Israëls uitscheiden, opdat de Levieten Mijn zijn.
15En daarna zullen de Levieten inkomen, om de tent der samenkomst te bedienen; en gij zult hen reinigen,10) en zult hen ten beweegoffer bewegen.
16Want zij zijn gegeven,11) zij zijn Mij gegeven uit het midden van de kinderen Israëls; voor de opening van alle baarmoeder,12) voor de eerstgeborenen van een ieder uit de kinderen Israëls, heb Ik ze Mij genomen.
17Want alle eerstgeborene onder de kinderen Israëls is Mijn, onder de mensen en onder de beesten; ten dage dat Ik alle eerstgeboorte in Egypteland sloeg, heb Ik dezelve Mij geheiligd.
18En Ik heb de Levieten genomen voor alle eerstgeborenen onder de kinderen Israëls.
19En Ik heb de Levieten aan Aaron en aan zijn zonen tot een gift gegeven,13) uit het midden van de kinderen Israëls, om den dienst van de kinderen Israëls14) in de tent der samenkomst te bedienen, en om voor de kinderen Israëls verzoening te doen, dat er geen plage zij15) onder de kinderen Israëls, als de kinderen Israëls tot het heiligdom naderen zouden.16)
20En Mozes deed, en Aaron, en de ganse vergadering der kinderen Israëls, aan de Levieten, naar alles, wat de HEERE Mozes geboden had van de Levieten, zo deden de kinderen Israëls aan hen.
21En de Levieten ontzondigden zich,17) en wiesen hun klederen, en Aaron bewoog hen ten beweegoffer18) voor het aangezicht des HEEREN; en Aaron deed verzoening over hen, om hen te reinigen.
22En daarna kwamen de Levieten, om hun dienst te bedienen in de tent der samenkomst, voor het aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht zijner zonen; gelijk als de HEERE Mozes van de Levieten geboden had, alzo deden zij aan hen.
23En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
24Dit is het, wat de Levieten aangaat: van vijf en twintig jaren oud19) en daarboven, zullen zij inkomen, om den strijd te strijden,20) in den dienst van de tent der samenkomst.
25Maar van dat hij vijftig jaren oud is, zal hij van den strijd van dezen dienst afgaan, en hij zal niet meer dienen.
26Doch hij zal met zijn broederen dienen21) in de tent der samenkomst, om de wacht waar te nemen;22) maar den dienst zal hij niet bedienen. Alzo zult gij aan de Levieten doen in hun wachten.