1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


1Die in de schuilplaats1) des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen2).
2Ik zal tot3) den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!
3Want Hij zal u redden4) van den strik5) des vogelvangers,6) van de zeer verderfelijke pestilentie.
4Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar.
5Gij zult niet vrezen voor den schrik9) des nachts, voor den pijl, die des daags vliegt;
6Voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt; voor het verderf, dat op den middag10) verwoest.
7Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en12) tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet13) genaken.
8Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen;14) en gij zult de vergelding der15) goddelozen zien.
9Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! De Allerhoogste hebt gij16) gesteld tot uw Vertrek17);
10U zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen.
11Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.
12Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.
13Op den fellen19) leeuw en de adder zult gij treden,20) gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden.
14Dewijl hij Mij zeer21) bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam.
15Hij zal Mij aanroepen,23) en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken.
16Ik zal hem met24) langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil25) doen zien.