1)Herodes
Deze was een zoon van Herodes den Grote, en was toegenaamd Antipas.
 
2)viervorst
Grieks, Tetrarches; dat is een vorst over een vierde deel van een rijk. Want na den dood van Herodes den Grote is zijn rijk door de kerizer Augustus verdeeld onder zijn zonen; waarvan bijna de helft, namelijk Judea, Samaria en Idumea, had Archelaus de oudste zoon; een vierde part, namelijk Galilea en het land over de Jordaan deze Herodes; en het laatste vierde part, namelijk Iturea en Trachonitis had Filippus de jongste zoon. Zie Matth. 2:22; Luk. 3:1,19, en bij Josef. Antiq. lib. 17, cap. 13. Deze tetrarchen worden ook koningen genaamd, omdat zij als koningen regeerden. Zie hier Matth. 14:9; Mark. 6:14; Hand. 25:24.
 
3)Herodes
Deze geschiedenis wordt hier bij gelegenheid verhaald, hoewel zij tevoren geschied is. Zie Matth. 4:12.
 
4)Herodias,
Deze Herodias was de huisvrouw van Filippus, den broeder van Herodes, door wien zij verleid zijde, haren man verlaten heeft, en bij diens leven Herodes tot zijne vrouw genomen was. Zie Josef. Antiq. lib. 18, cap. 7,9.
 
5)te hebben.
Namelijk ter vrouw.
 
6)geboorte gehouden werd,
Van zulk vieren der geboortedagen heeft men nog een voorbeeld Gen. 40:20.
 
7)tevoren onderricht zijnde
Of, opgemaakt en aangestuwd zijnde; nadat zij daarover hare moeder raad gevraagd had; Mark. 6:24.
 
8)bedroefd;
Niet zozeer om Johannes' wil, als om den ondanks des volks, dat hij vreesde.
 
9)de eden en degenen,
Namelijk die hij deze lichtvaardige danseres onbehoorlijk gedaan had, Matth. 14:7.
 
10)zond heen
Namelijk een trawant of scherprechter, gelijk te zien is Mark. 6:27.
 
11)vertrok hij vandaar
Niet alleen om het gevaar te ontgaan, alzo zijne ure nog niet gekomen was, maar ook omdat zijne discipelen rust nodig hadden; Mark. 6:30,31.
 
12)alleen;
Of, uit den weg, aan de ene zijde.
 
13)te voet gevolgd
Want Christus was niet gevaren naar de ander zijde van de zee, maar over een inham, blijvende aan dezelfde zijde, waar zij Hem te voet konden volgen.
 
14)grote schare,
Dat is, dat er veel volk was.
 
15)de tijd is nu voorbijgegaan;
Grieks, de ure; namelijk van eten, of voedsel te nemen, of des daags, om het volk niet langer op te houden.
 
16)zegende Hij
Het Grieks, woord betekent somtijds wel dankzeggen, maar moet hier voor zegenen, dat met dankzegging gevoegd is, genomen worden, gelijk te zien is Luk. 9:16, welke zegening geschied is door een bijzonder gebed, dat deze broden tot verzadiging van allen mochten gedijen; 1 Tim. 4:4,5.
 
17)zij namen op
Namelijk de discipelen van Christus, gelijk blijkt uit Joh. 6:12.
 
18)dwong Jezus
Namelijk met ernstige woorden, daar zij van Hem niet gaarne wilden scheiden.
 
19)alleen,
Zie het voorgaande Matth. 14:13.
 
20)zijde in nood van de baren;
Grieks, gepijnigd; dat is, zeer geslingerd of geslagen van de baren.
 
21)wake des nachts,
De nacht werd toen afgedeeld in vier waken, elk van drie uren, waarvan de vierde met den dag eindigde: waarom dezelve ook de morgenwake genoemd wordt; Exod. 14:24; 1 Sam. 11:11. Zie Luk. 12:38.
 
22)spooksel;
Dat is, een geest, verschijnende in lichamelijke gedaante.
 
23)Ik ben het,
Namelijk in der waarheid, en het is geen schijnsel of spook.
 
24)gewankeld?
Of, getwijfeld.
 
25)zoom zijns kleed
Namelijk tot een teken dat zij van Hem wilden geholpen wezen, niet dat zij den zoom zulk ene kracht toeschreven. Zie dergelijke Matth. 9:21.
 
26)hem aanraakten
Of, dien, namelijk den zoom.