1 2 3 4


1Ik betuig dan voor God1) en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en2) doden3) oordelen zal4) in Zijn verschijning5) en in Zijn Koninkrijk:6)
2Predik7) het woord;8) houd aan9) tijdelijk,10) ontijdelijk;11) wederleg,12) bestraf,13) vermaan14) in alle lankmoedigheid15) en leer.16)
3Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet17) zullen verdragen; maar18) kittelachtig zijnde19) van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen,20) naar hun eigen begeerlijkheden;21)
4En zullen hun gehoor22) van de waarheid afwenden,23) en zullen zich keren tot fabelen.24)
5Maar gij, wees wakker in alles,25) lijd verdrukkingen;26) doe het werk van een evangelist,27) maak, dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij.28)
6Want ik word nu29) tot een drankoffer30) geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande.31)
7Ik heb den goeden strijd gestreden,32) ik heb den loop geeindigd, ik heb33) het geloof behouden;34)
8Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid,35) welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag36) geven zal; en niet37) alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning38) liefgehad hebben.39)
9Benaarstig u haastelijk tot mij te komen.40)
10Want Demas heeft mij verlaten,41) hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen,42) en is naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatie, Titus naar Dalmatie.43)
11Lukas is alleen met mij.44) Neem Markus mede,45) en breng hem met u; want hij is mij zeer nut tot den dienst.46)
12Maar Tychikus heb ik naar Efeze gezonden.48)
13Breng den reismantel49) mede, dien ik te Troas bij Karpus gelaten heb, als gij komt, en de boeken, inzonderheid50) de perkamenten.51)
14Alexander,52) de kopersmid, heeft mij53) veel kwaads betoond;54) de Heere vergelde55) hem naar zijn werken.
15Van welken wacht gij56) u ook, want hij heeft onze woorden zeer tegengestaan.
16In mijn eerste verantwoording57) is niemand58) bij mij geweest,59) maar zij hebben mij allen verlaten.60) Het worde hun niet toegerekend.61)
17Maar de Heere heeft mij bijgestaan, en62) heeft mij bekrachtigd;63) opdat men door mij64) ten volle zou verzekerd zijn van de prediking, en alle heidenen dezelve65) zouden horen. En ik ben uit de muil des leeuws verlost.66)
18En de Heere zal mij verlossen67) van alle boos werk,68) en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk;69) Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.70)
19Groet Priska en Aquila,71) en het huis van Onesiforus.72)
20Erastus is te Korinthe73) gebleven; en Trofimus heb ik74) te Milete krank gelaten.75)
21Benaarstig u, om voor den winter te komen. U groet Eubulus, en Pudens, en Linus, en Klaudia, en al de broeders.
22De Heere Jezus Christus zij met uw geest.76) De genade zij met ulieden. Amen.77)