1)betuig dan voor God
Dat is, ik bid, vermaan u om Gods wil, of ik bezweer u voor God, dat is, ik neem God tot getuige, dat ik u ernstig vermaan. Zie dergelijke 1 Tim. 5:21.
 
2)de levenden en
Dat is, die in het leven zullen bevonden worden als Christus zal komen ten oordeel. Zie 1 Cor. 15:51; 1 Thess. 4:16,17.
 
3)doden
Dat is, die tevoren zullen gestorven zijn en weder opgewekt; Joh. 5:28,29; Openb. 20:12.
 
4)oordelen zal
Hij stelt hem voor het laatste oordeel, opdat hij en wij allen, daardoor opgewekt mogen worden tot getrouwheid in onze bediening, als die daarvan dan rekenschap zullen moeten geven. Zie 2 Cor. 5:10,11.
 
5)in Zijn verschijning
Namelijk in de wolken, met Zijne engelen en met de heerlijkheid Zijns Vaders om te oordelen.
 
6)in Zijn Koninkrijk:
Namelijk der heerlijkheid.
 
7)Predik
Dit woord betekent eigenlijk met luider stem, gelijk de uitroepers, iets verkondigen. Zie Jes. 40:9.
 
8)het woord;
Namelijk des Evangelies.
 
9)houd aan
Grieks sta aan; namelijk met gedurig leren en vermanen.
 
10)tijdelijk,
Dat is, wanneer daartoe goede gelegenheid is, zonder die te verzuimen; Spreuk. 25:11.
 
11)ontijdelijk;
Daarmede wil Paulus niet zeggen, dat Timotheus en andere predikers onbeleefdheid zouden gebruiken, maar dat zij gedurig en ijverig moeten aanhouden, zonder enigen tijd of gelegenheid te verzuimen, hoewel het, òf hun zelf zo wel niet te pas komt, òf somtijds ook de toehoorders zouden menen, dat het hun niet wel gelegen is de vermaningen te horen.
 
12)wederleg,
Namelijk de dwalingen dergenen, die de waarheid nog niet weten of niet toestaan.
 
13)bestraf,
Namelijk degenen die kwaad en ongeregeld van leven zijn.
 
14)vermaan
Namelijk tot oefening van alle christelijke deugden. Of vertroost; namelijk alle zwakke en bedroefde mensen.
 
15)in alle lankmoedigheid
Dat is, zonder hevigheid of bitterheid, verdragende geduldig der mensen onverstand en onbescheidenheid. Zie Gal. 6:1; 2 Tim. 2:24.
 
16)leer.
Dat is, zo, dat de hoofdstukken der leer altijd klaar en duidelijk voorgedragen worden.
 
17)de gezonde leer niet
Namelijk des heiligen Evangelies. Zie 2 Tim. 1:13.
 
18)verdragen; maar
Dat is, niet alleen niet aannemen, maar ook niet willen toestaan dat deze hun voorgedragen wordt.
 
19)kittelachtig zijnde
Dat is, hebbende een hart en oren, die jeuken naar wat nieuws en vreemds.
 
20)opgaderen,
Of ophopen; dat is, den een voor en de ander na opwerpen en verkiezen, die hun wat nieuws leren.
 
21)naar hun eigen begeerlijkheden;
Dat is, die ene leer voordragen met hunne kwade lusten overeenkomende.
 
22)hun gehoor
Dat is, niet willen horen.
 
23)van de waarheid afwenden,
Dat is, van de zuivere en waarachtige leer des Evangelies.
 
24)fabelen.
Zie van deze fabelen 1 Tim. 1:4, en 1 Tim. 4:7; Tit. 1:14; 2 Petr. 1:16.
 
25)wakker in alles,
Of, nuchter; namelijk niet alleen naar het lichaam, maar naar de ziel voornamelijk.
 
26)lijd verdrukkingen;
Grieks lijd het kwaad; gelijk 2 Tim. 2:3,9.
 
27)van een evangelist,
Dat is, van een getrouw leraar des heiligen Evangelies. Zie van het ambt van een evangelist Hand. 21:8; Ef. 4:11.
 
28)ten volle verzekerd zij.
Dat is, gedraag u in uwen dienst met zodanige naarstigheid en getrouwheid, dat een ieder mag zien en verzekerd zijn, dat gij een oprecht leraar zijt, die alle delen zijns ambts wel bedient en volvoert, en daardoor in de waarheid meer en meer versterkt worde; zie 2 Tim. 4:17.
 
29)word nu
Dat is, zal nu haast geofferd of gedood worden. Dit wist de apostel, òf uit een bijzondere openbaring, òf door aanmerking van de gelegenheid en omstandigheden zijner zaken. Zie dergelijke 2 Petr. 1:14.
 
30)tot een drankoffer
Zie hiervan de aantekeningen op Filipp. 2:17.
 
31)ontbinding is aanstaande.
Of, loslating, verhuizing. Zo noemt hij zijnen dood, gelijk ook Filipp. 1:23. Zie de aantekeningen aldaar.
 
32)den goeden strijd gestreden,
De apostel vergelijkt den loop van zijn dienst en leven bij een strijd of kamp, die eertijds ingesteld werd met lopen, worstelen en anderszins, om daardoor een prijs of kroon te behalen. Zie van deze gelijkenis 1 Cor. 9:24,25; 2 Tim. 2:5.
 
33)geeindigd, ik heb
Namelijk daar ik nu tot het uiterste en einde mijns levens gekomen ben.
 
34)het geloof behouden;
Daardoor wordt verstaan het zaligmakend geloof en de trouw, die hij Christus in het bedienen des apostelschaps beloofd had.
 
35)de kroon der rechtvaardigheid,
Dat is, het eeuwige leven, waarmee de rechtvaardige, of gerechtvaardigde, gelijk als met een prijs, naar Gods genadige belofte, gekroond wordt; een gelijkenis, genomen van de strijders of kampvechters, die tot prijs een kroon ontvingen, als zij wettig gestreden hadden; zie 1 Cor. 9:25; 2 Tim. 2:5; Jak. 1:12; Openb. 2:10, en Openb. 3:11.
 
36)in dien dag
Namelijk mijner ontbinding, en ten volle in den dag des laatsten oordeels, gelijk 1 Cor. 1:8; 2 Cor. 1:14; 2 Tim. 1:12,18.
 
37)geven zal; en niet
Grieks wedergeven; namelijk tot een genadige vergelding.
 
38)Zijn verschijning
Zie 2 Tim. 4:1.
 
39)liefgehad hebben.
Dat is, die bewust zijnde van hun oprechtheid, naar deze verlangd hebben, met verzekering en vertrouwen, dat zij dan niet veroordeeld zullen worden, maar de kroon des levens zullen ontvangen.
 
40)haastelijk tot mij te komen.
Dat is, nog voor den winter, 2 Tim. 4:21.
 
41)heeft mij verlaten,
Dat is, van hier vertrokken, scheidende uit den dienst, dien hij hier met mij deed in het prediken. Zie Filem.:24.
 
42)wereld liefgekregen,
Grieks eeuw; dat is, het gemak dezes levens zoekende, om arbeid en gevaar te ontgaan, of om zijn tijdelijke zaken te verzorgen; waaruit dan niet volgt, dat hij ganselijk van het geloof zou afgevallen zijn.
 
43)Dalmatie.
Dit landschap is een deel van Illyricum, grenzende oostwaarts aan Macedonië, en west- en zuidwaarts aan de Adriatische zee.
 
44)Lukas is alleen met mij.
Zie van hem Col. 4:14, en Filem.:24.
 
45)Markus mede,
Deze was een neef van Barnabas, Col. 4:10, genaamd Johannes en toegenaamd Markus, Hand. 12:12,25, en Hand. 15:39. Zie ook van hem Filem.:24; 1 Petr. 5:13.
 
46)tot den dienst.
Namelijk des Evangelies, en niet zozeer om mij in het bijzonder te dienen.
 
47)Tychicus heb ik
Zie van hem Hand. 20:4; Ef. 6:21; Col. 4:7; Tit. 3:12.
 
48)naar Efeze gezonden.
Namelijk om die kerk in uwe plaats te verzorgen.
 
49)Breng den reismantel
Grieks phelonen. Lat. penulam; welke een mantel was, om in het reizen te gebruiken tegen regen en koude. Sommigen verstaan daardoor een koffertje, om boeken in te leggen.
 
50)de boeken, inzonderheid
Namelijk der heilige Schrift, of andere, handelende van Gods woord.
 
51)de perkamenten.
Grieks membranas; een Latijns woord, betekenende enige dunne vellen van beesten, toebereid om op te schrijven, bij ons genoemd perkamenten, omdat zij eerst in de stad Pergamos zijn gevonden en bereid.
 
52)Alexander,
Van dezen, zie 1 Tim. 1:20.
 
53)de kopersmid, heeft mij
Of, koperslager.
 
54)veel kwaads betoond;
Namelijk met lasteren en de gezonde leer tegen te staan, gelijk verklaard wordt 2 Tim. 4:15.
 
55)de Heere vergelde
Dit is geen vervloeking uit een wraakgierig hart voortgekomen, tegen de leer van Christus, Matth. 5:44, en ook van Paulus zelf, Rom. 12:14, maar ook profetische dreiging uit een Goddelijken ijver tot Gods eer en ingeven des Heiligen Geestes, van de straf die hem genakende was, daar hij zich betoonde gans onbekeerlijk en verhard te zijn. Zie dergelijke Neh. 4:4, enz.; Ps. 5:11.
 
56)Van welken wacht gij
Namelijk dat hij u ook dergelijk kwaad niet doe, of de gemeente geen schade doe.
 
57)eerste verantwoording
Namelijk gedaan voor den Keizer Nero.
 
58)niemand
Namelijk van mijn medehelpers in den dienst des Woords, of die mij plachten te volgen en vergezellen. Het schijnt dat hij Lukas uitzondert, 2 Tim. 4:11. Indien Petrus toen te Rome zou geweest zijn, gelijk voorgegeven wordt, zo zou dat een grote schande voor hem geweest zijn, hetwelk niet gelofelijk is.
 
59)bij mij geweest,
Namelijk om mij met raad, voorspraak, getuigenis, of anderszins te helpen.
 
60)verlaten.
Dat is, alleen gelaten, niet vergezeld.
 
61)Het worde hun niet toegerekend.
Dewijl zij dit uit zwakheid en vrees des gevaars gedaan hadden, zo bidt hij God voor hen, daar hij tevoren tegen den moedwilligen en verstokten Alexander gebeden heeft, 2 Tim. 4:14; zie dergelijke Luk. 23:34; Hand. 7:60.
 
62)bijgestaan, en
Namelijk met de genade zijns Geestes, gelijk hij beloofd heeft, Luk. 21:14,15. Of, heeft gestaan bij mij, gelijk Hand. 27:23, en mij vertroost en versterkt.
 
63)heeft mij bekrachtigd;
Namelijk met wijsheid, voorzichtigheid en kloekmoedigheid.
 
64)opdat men door mij
Of, opdat door mij de prediking vervuld zou worden. Zie 2 Tim. 4:5.
 
65)alle heidenen dezelve
Dat is, opdat ik nog tijd en gelegenheid zou hebben om het Evangelie onder de heidenen, wier apostel ik ben, Rom. 11:13, verder te verbreiden.
 
66)uit de muil des leeuws verlost.
Dat is, uit een groot en tegenwoordig gevaar des doods, gelijk daarin zijn degenen, die reeds in den muil en de kaken van een wreden leeuw zijn geraakt, Ps. 22:22, en Ps. 58:7. Anderen verstaan door den leeuw den keizer Nero, die om zijn wreedheid zo wordt genoemd, gelijk doorgaans de tirannen en vijanden der Kerk, Ps. 35:17, en Ps. 91:13; Spreuk. 28:15; Jer. 2:15, en Jer. 4:7. Zo noemt Christus den koning Herodes om zijn loosheid een vos; Luk. 13:32.
 
67)zal mij verlossen
Dat is, ik ben daarvan verzekerd uit Zijne beloften; Ps. 34:20, en Ps. 41:3, en Ps. 55:23.
 
68)van alle boos werk,
Dat is, van verzaking of krenking der waarheid en vertwijfeling aan zijn hulp.
 
69)tot Zijn hemels Koninkrijk;
Dat is, totdat hij het eindelijk zal geven.
 
70)in alle eeuwigheid. Amen.
Grieks in eeuwigheden der eeuwigheden.
 
71)Priska en Aquila,
Zie van dezen, Hand. 18:2; Rom. 16:3.
 
72)Onesiforus.
Zie van dezen, 2 Tim. 1:16.
 
73)Erastus is te Korinthe
Zie van hem, Hand. 19:22; Rom. 16:23.
 
74)Trofimus heb ik
Zie van hem, Hand. 20:4, en Hand. 21:29.
 
75)te Milete krank gelaten.
Zie van deze stad, Hand. 20:15,17.
 
76)met uw geest.
Dat is, geve u zijne genade, voornamelijk naar de ziel.
 
77)ulieden. Amen.
Dat is, niet alleen met u Timotheus, maar ook met alle gelovigen te Efeze.