1)tabernakel nu
De tabernakel of woning werd gemaakt, om daarin te stellen de ark, de gouden tafel met de toonbroden, en den gouden kandelaar.
 
2)scharlaken,
Zie Gen. 38:28.
 
3)het allerkunstelijkste werk zult gij ze maken.
Anders, het allervernuftigste werk. Hebreeuws, het werk van een kunstenaar.
 
4)de een aan de andere;
Hebreeuws, de vrouw aan haar zuster; alzo ook Exod. 26:5,6.
 
5)kant van de ene gordijn,
Of, zelfkant. Hebreeuws, lip; alzo ook Exod. 26:10.
 
6)tweede samenvoegende.
Dat moet men verstaan van de twee uiterste gordijnen, die door striklisjes de samenvoeging maakten, van beide de vijf.
 
7)gordijnen uit geitenhaar maken
Hebreeuws, gordijnen der geiten.
 
8)tot een tent over den tabernakel;
Dat is, tot een deksel of overspreiding over den tabernakel, gelijk Exod. 26:9,11,12,13. Dit is het tweede deksel des tabernakels geweest, dienende om hem voor regen en wind te beschutten.
 
9)ener gordijn
Dat is, van elk.
 
10)dertig ellen zijn,
Deze gordijnen waren twee ellen langer dan de andere, waarvan Exod. 26:2 gesproken is.
 
11)voegen,
Te weten, met lisjes.
 
12)dubbel maken,
Dat is, half overslaan.
 
13)recht voorop de tent.
Hebreeuws, recht voor op het aangezicht der tent.
 
14)maken aan den kant van de ene gordijn,
Hebreeuws, aan de lip. Anders, aan den zelfkant.
 
15)der gordijn,
Te weten, van de laatste gordijn.
 
16)aan de achterste delen des tabernakels.
Hier was het heilige der heiligen, waar de ark des verbonds stond.
 
17)een deksel maken van roodgeverfde ramsvellen,
Deze bedeksels dienden alleen om het dak, of het bovenste des tabernakels te bedekken.
 
18)een deksel
Deze bedeksels dienden alleen om het dak, of het bovenste des tabernakels te bedekken.
 
19)dassenvellen.
Hebreeuws, Tachasvellen.
 
20)houvasten zal een berd hebben,
Hebreeuws, handen.
 
21)in een ladder gezet,
Anders, ladderwijze gezet; dat is, even wijd van elkander gezet, gelijk de trappen of sporten der ladders staan.
 
22)het ene nevens het andere;
Hebreeuws, de vrouw nevens haar zuster.
 
23)voeten maken
Dit waren de voeten, waarop de berderen steunden; zij waren elk van een talent zilvers; Exod. 38:27.
 
24)berderen zijn
Zijnde elk berd anderhalve el breed, Exod. 26:16. Zodat hieruit af te nemen is dat de lengte van den gehelen tabernakel geweest is dertig ellen.
 
25)zijde des tabernakels,
Hebreeuws, rib.
 
26)tegen het westen
Zie Gen. 12:8. Hebreeuws, zeewaarts; of naar de zee aan.
 
27)zes berderen maken.
Deze zes berderen waren negen ellen breed, want elk berd was anderhalve el breed, en zij werden samengevoegd, om alzo den tabernakel achter te sluiten, of dicht te maken.
 
28)tweelingen samengevoegd zijn;
De zin is: zij zullen tegelijk vast zijn aan de berderen ter zijde en aan het einde des tabernakels, dezelve alzo aan elkander hechtende, of vastmakende.
 
29)als tweelingen
Anders, volkomen.
 
30)richelen maken van sittimhout;
Anders, ribben, latten, grendels.
 
31)aan de beide zijden westwaarts.
Of, westwaarts, naar de beide zijden [ziende].
 
32)(de plaatsen voor de richelen)
Hebreeuws, huizen voor de richelen; dat is, dienende om de ringen daardoor te steken.
 
33)Dan zult gij den tabernakel oprichten naar zijn wijze,
Wanneer al de delen des tabernakels volmaakt waren, zo bleef overig dat men die samenbracht, en den tabernakel geheel oprichte en overeind stelde.
 
34)een voorhang maken,
Dit voorhangsel was inplaats van een scheidsel, of scheidsmuur, tussen het heilige en heilige der heiligen, waar alleen de hogepriester eenmaal des jaars mocht ingaan; en dit is het voorhangsel, hetwelk de apostel, Hebr. 9:3, noemt het tweede voorhangsel. Er was een ander voorhangsel aan de deur van het huis; zie ook Lev. 4:6.
 
35)zal men dien maken,
Of, zal hij die; te weten, Bezaleël, of de werkmeester.
 
36)cherubim.
Zie Gen. 3:24.
 
37)hangen
Hebreeuws, geven; en alzo Exod. 26:33.
 
38)aan vier pilaren van sittimhout,
Dat is, aan de haken, die aan de vier pilaren zullen vast zijn.
 
39)onder de haakjes hangen,
Zie daarvan Exod. 26:6.
 
40)de ark der getuigenis
Zie boven, Exod. 25:16.
 
41)deze voorhang
Tot dit einde was eigenlijk het voorhangsel gemaakt, om de mensen af te sluiten en het ingaan te verhinderen, ja zelfs het inzien in het heilige der heiligen, waar de ark was; Exod. 40:3. Zie ook Hebr. 9:8.
 
42)het heilige,
Hebreeuws, de heiligheid.
 
43)het heilige der heiligen.
Hebreeuws, de heiligheid der heiligheden; en alzo in Exod. 26:34.
 
44)De tafel nu
Versta, de tafel waarop de toonbroden lagen.
 
45)buiten den voorhang,
Te weten, in de heilige plaats, waar de priesters hun dienst deden.
 
46)een deksel maken,
Dit was aan den ingang der deur, ja het was als een deur voor aan den ingang tot den tabernakel, waar de priesters iederen dag uit en in gingen, om hun dienst te doen in het heilige; maar het volk mocht er niet ingaan; Hebr. 9:2,6.
 
47)die met goud overtrekken;
Hij wil niet zeggen dat men den gehelen pilaar met goud zou overtrekken, maar alleen de knopen en randen; Exod. 36:38.