1)Hazor,
De naam ener stad, gelegen in het over-Galilea, anders genoemd Galilea der heidenen, niet ver van Kades.
 
2)Simron,
Joz. 12:20 wordt deze stad genoemd Simron Meron.
 
3)op het vlakke,
Anders, in de woestijn.
 
4)Cinneroth,
Anders genoemd Gennesaret, Luk. 5:1, ook de zee van Tiberias, en de Galilese zee.
 
5)in Nafoth-dor,
Of, in de landstreken, gewesten, omstreken van Dor.
 
6)aan de zee waren;
Of, tegen het westen.
 
7)Mizpa.
Zie Richt. 10:17.
 
8)verlammen,
Dat is, de zenuwen der achterste schenkels in stukken snijden, opdat zij noch tot den krijg, noch tot anderen arbeid deugen zouden.
 
9)groot Sidon toe,
Niet daarom wordt deze stad groot Sidon genoemd, alsof er ook een klein Sidon ware, maar ten aanzien van de grootheid der stad. Zij heeft haar naam van Sidon, den eerstgeboren zoon van Kanaän, van welken gesproken wordt Gen. 10:5.
 
10)Misrefoth-maim,
Dit woord wordt verscheidenlijk uitgelegd; enigen, tot aan de warme wateren; anderen, tot de glasovens; anderen, tot aan de zoutputten. Hebreeuws, tot de verbrandingen der wateren.
 
11)verlamde hij,
Zie Joz. 11:6.
 
12)het hoofd
Dat is, de hoofdstad; versta dit van dat deel des Kanaänietischen lands, waar Jozua te dien tijde den krijg voerde.
 
13)alle ziel,
Dat is, al de mensen, het vee hebben zij geroofd en voor zichzelven behouden.
 
14)niets over,
Dat is, geen mens.
 
15)die op haar heuvelen stonden,
Anders, die met haar wallen [of bolwerken] gebleven waren; dat is, die nog niet geslecht of ontmuurd waren, toen de Israëlieten dezelve innamen, maar waren bemuurd of bewald gebleven, want de kinderen Israëls lieten die in haar geheel, opdat zij vrij en frank in dezelven zouden mogen wonen.
 
16)het land van Gosen,
Zie boven, Joz. 10:41.
 
17)Israëls,
Dat is, waarin Israël gewoond heeft, of hetwelk den stammen Israëls, [uitgenomen Juda] ten deel gevallen was; die van den stam van Juda hadden hun eigen gebergte, gelijk blijkt Joz. 11:21.
 
18)kalen berg,
Aldus wordt deze berg genaamd, omdat hij kaal, of zonder bomen, gras of kruid was. Anderen behouden het Hebreeuwse woord Halack, als zijnde een eigennaam.
 
19)Vele dagen
Wat meer dan zes jaren, gelijk af te nemen is uit Kalebs ouderdom, toen hij een erfland van Jozua begeerde, Joz. 14:7.
 
20)namen ze allen in
Te weten, al de bovengenoemde steden; of al de steden waar Jozua voor kwam; anderszins is het zeker dat er nog lang daarna, ten tijde der richters, vele steden waren, die de Israëlieten nog niet ingenomen hadden.
 
21)Enakieten uit,
Zie Num. 13:22, en Deut. 1:28.
 
22)Gath,
Hier woonde de reus Goliath, 1 Sam. 17:4.
 
23)al dat land in,
Dat is, het grootste en voornaamste deel; of al, dat is, allerlei land, te weten, vlak, bergachtig, weiland, heide, waterig, enz.
 
24)naar hun afdelingen,
Deze afdeling van het land wordt verhaald Joz. 15, en in de navolgende hoofdstukken.
 
25)En het land rustte
Versta dit van openbaren oorlog, als men met legers tegen elkander in het veld komt.