1)deuren
In de stadspoorten. Vergelijk boven, Neh. 6:1, en Neh. 3:3.
 
2)besteld.
Om op hun diensten te passen.
 
3)te Jeruzalem,
Anders, over, of aangaande Jeruzalem, te weten, gaf hij hem bevel.
 
4)als een man
Dat is hier, hij was inderdaad en waarheid een getrouw man. Zie van gelijke betekenis van dit woord, Gen. 22:12, en de aantekening aldaar.
 
5)zon heet wordt,
Dat is, dat het hoog dag is.
 
6)zij daarbij staan,
De portiers, of wien het openen en sluiten der poorten bevolen is, of aldus: Wanneer zij, die daarbij staan, de poorten zullen hebben gesloten, betast gij ze dan, om te zien of zij wel gesloten zijn, en dat om de veelheid der vijanden van buiten en van binnen. Anders, terwijl zij nog op zijn; te weten, het volk.
 
7)sluiten,
Te weten, aan den avond.
 
8)ruimte
Of, begrip, (omvang). Hebreeuws, handen; zie Gen. 34:21; Richt. 18:10; Jes. 22:18, met de aantekening.
 
9)daarbinnen;
Hebreeuws, in het midden van hen.
 
10)niet gebouwd.
Versta, niet overal, noch ten volle.
 
11)edelen,
Hebreeuws, de witten; zie boven, Neh. 2:16.
 
12)verzamelde,
Dat is, uit alle plaatsen tegen den eersten der zevende maand deed opkomen, om te doen hetgeen in de vijf volgende hoofdstukken, Neh. 8, Neh. 9, Neh. 10, Neh. 11, Neh. 12, verhaald wordt.
 
13)geslachten
Om door dat middel te weten, welke geslachten vanouds tot Jeruzalem behoorden, opdat het getal der inwoners mocht worden vermeerderd, en anderen, desnoods, daar bijgevoegd worden.
 
14)geslachtsregister
Hebreeuws, het boek der geslachtsrekening.
 
15)eerst waren
Die met den vorst Zerubbabel uit de gevangenis waren opgetogen onder den koning Cores, of Cyrus.
 
16)Dit zijn de kinderen
Zie van dit register, Ezra 2:2, en de andere aantekening daar op dat ganse hoofdstuk.
 
17)Nefussim;
Anders, Nefischesim.
 
18)heiligste dingen
Hebreeuws, heiligheid der heiligheden.
 
19)Een deel
Tot hiertoe is het register [waarvan Ezra 2:2] wederhaald. Nu volgt wat onder Nehemia tot bevordering van den godsdienst, naar het goede exempel van Ezra, Ezra 2:68, enz. gedaan is.
 
20)Hattirsatha
Dat is, Nehemia zelf, gelijk onder, Neh. 8:10, en Neh. 10:1. Zie wijders Ezra 2:63.
 
21)drachmen,
Van drachmen en minen, zie Ezra 2:69.
 
22)het volk,
Zie Ezra 2:70.
 
23)Israël,
Dat uit de Babylonische gevangenis was wedergekeerd.
 
24)zevende maand
Zie Ezra 3:1.