1)gebed
Gelijk Ps. 17:
 
2)gunstgenoot,
Anders, dien Gij goedgunstigheid bewijst.
 
3)uwen knecht,
Te weten, mij, alzo ook Ps. 86:4 en Ps. 86:16.
 
4)tot U,
Dat is, ik zoek hulp bij U, en ik verwacht ze ook van U. Zie Ps. 25:1.
 
5)gaarn vergevende
Hebr. een gaarn-vergever, of gaarnkwijtschelder.
 
6)Onder de
Dat is, onder de afgoden, zie Ps. 96:5; 1 Cor. 8:5,6. Men kan ook onder den naam van goden hier verstaan de engelen, of de prinsen dezer wereld.
 
7)zullen komen
Te weten, ten tijde van het rijk van Christus, als de heidenen tot zijne kennis geroepen en gebracht zullen worden.
 
8)uwen weg,
Hoe ik leven en wandelen zal.
 
9)in uwe waarheid
Dat is, in uwe geboden, die waarlijk aanwijzen hoe Gij wilt geëerd en gediend wezen.
 
10)tot de vreze
Hebr. tot het vrezen van uwen naam; dat is, geef dat mijn hart zich vast verknocht en verenigd mag houden aan de godzaligheid, zonder enige afwijking of scheuring, en zonder herwaarts of derwaarts gedreven te worden.
 
11)mijne ziel
Dat is, mij, mijn leven, of mijn lichaam, gelijk Ps. 16:10.
 
12)onderste
Hebr. het onderste graf. De zin van dit vers is, dat David God bidt om verlossing uit zijne ellende, gelijk hij meermalen gedaan had, verstaande door het woord graf of hel groot gevaar, òf zware ellenden en smarten, òf de hel zelve, van welke God hem door Christus verlost had.
 
13)zij stellen
Hebr. tegenover zich; dat is, zij hebben U niet voor ogen, en zij vrezen uw heiligen naam niet. Zie Ps. 54:5.
 
14)lankmoedig
Of, langzaam tot toorn.
 
15)waarheid.
Of, trouw.
 
16)geef uwen
Dat is, laat uwe sterkte en mogendheid tot mijn best zijn.
 
17)den zoon
Dat is, mij, wiens moeder uwe dienstmaagd geweest is of nog is. Of, een zoon uwer dienstmaagd, en dienvolgens U zo eigen toebehorende als de kinderen, die van ene dienstmaagd geboren zijn. Zie Exod. 21:4, met de aantekening.
 
18)ten goede,
Dat is, verlos en bewaar mij alzo, dat ik anderen een teken ten goede, ter vertroosting en ter versterking moge zijn.
 
19)als Gij,
Anders: omdat Gij, HEERE.