1)regeert, de
Dat is, Hij bewijst metterdaad dat Hij Koning is, niet alleen van het volk Israël, maar van de ganse wereld.
 
2)eilanden zich
Dat is, volken en natiën op de eilanden wonende, gelijk Jes. 42:4, en Jes. 60:9.
 
3)Rondom Hem
Zie dergelijke beschrijving van de macht en majesteit Gods; Ps. 18:8,9, enz.
 
4)wolken en
Hebr. ene wolk.
 
5)gerechtigheid
Zie de aantekening bij Gen. 18:19.
 
6)vastigheid
Of, het steunsel, of het fondament.
 
7)Een vuur
Versta door het vuur de gestrenge wraak en straf Gods.
 
8)ziet ze en
Te weten, de bliksems.
 
9)het beeft.
Of, het werd angstig; te weten, gelijk ene vrouw, die het wee van het baren overkomt.
 
10)hemelen
Versta, de hemelse creaturen of schepselen, als donder, bliksem hagel, sneeuw, stormen, enz., of de engelen.
 
11)de beelden
Hebr. het gesneden, of gegraven beeld.
 
12)afgoden beroemen;
Zie Lev. 19:4, en 1 Sam. 12:21.
 
13)gij goden.
Dat is, engelen. Zie Ps. 8:6; Hebr. 1:6. En zie de vervulling dezer woorden in Christus; Mark. 1:13; Luk. 2:13,14; Openb. 5:11,12; Hebr. 1:7.
 
14)Zion
Dat is, de kerk Gods, zo der Joden als der heidenen.
 
15)heeft gehoord
Te weten, de oordelen en straffen Gods over zijne vijanden, gelijk blijkt uit het einde van dit vers.
 
16)de dochteren
Versta, de inwoners van het Joodse land, gelijk Ps. 48:12; en voorts de ganselijke kerk.
 
17)goden.
Gelijk Ps. 97:7.
 
18)Het licht
Dat is, voorspoed en geluk, vreugde en blijdschap, gelijk Esther 8:16. Zie Job 18:6.
 
19)gezaaid
Het gaat met den troost, die den vromen bereid is, gelijk met het zaad, dat in de aarde geworpen wordt, hetwelk zo straks niet opgaat, maar het blijft dikwijls lang in de aarde liggen eer het voortkomt; doch het brengt daarna schone vruchten voort. De rechte vreugde en vrucht der kinderen Gods is hun in den hemel bereid, maar nu verborgen.
 
20)ter gedachtenis
Dat is, dat zijne heiligheid in gedachtenis moge gehouden worden, gelijk Ps. 30:5.