1)aalmoes niet doen voor de mensen,
Het Griekse woord eleemosyne waar aalmoes van komt, betekent in het algemeen een werk der barmhartigheid, en in het bijzonder de weldadigheid jegens de armen, omdat die uit medelijden moeten voortkomen, 1 Cor. 13:3. Sommige Griekse boeken hebben: gerechtigheid.
 
2)geveinsden in de synagogen
Gr. hypocriten; welk woord de personaadjes in een kamerspel betekent, die een anderen persoon vertonen dan zij inderdaad zijn.
 
3)zij hebben hun loon weg.
Want de eer, die zij zoeken bij de mensen, is hun loon.
 
4)zo laat uw linker-hand
Dat is, doet het op het allerheimelijkste, zonder roem daardoor te zoeken.
 
5)in het openbaar vergelden.
Namelijk dikwijls hier, maar inzonderheid hiernamaals in het uiterste oordeel. Zie Matth. 25:34.
 
6)bidt,
Namelijk in het bijzonder. Want ook de gewone gebeden in de vergaderingen zijn God aangenaam en hebben bijzondere beloften: Matth. 18:19.
 
7)synagogen
Namelijk buiten de tijd van de gemene gebeden.
 
8)opdat zij van de mensen mogen gezien worden.
Of, opdat zij den mensen schijnbaar zijn.
 
9)binnenkamer,
Het Griekse woord betekent een plaats of kamer, waar men iets weglegt of opsluit.
 
10)ijdel verhaal van woorden,
Grieks, Battlogia; dat is, wanneer enige woorden of rede zonder nood of ernst dikwijls herhaald worden.
 
11)aldus:
Dat is, richt al uw gebeden naar dit formulier. Niet dat wij aan deze woorden alleen of altijd zouden gehouden zijn, want in voorvallende noden is het ook wel geoorloofd enige beden verder uit te breiden, en ook met andere woorden uit te drukken. Zie Joh. 17, en Hand. 4:24.
 
12)in de hemelen zijt,
Dat is, in den derden hemel, 2 Cor. 12:2, waar Hij zijne majesteit en heerlijkheid allermeest openbaart: Ps. 103:19.
 
13)geheiligd;
Dat is, van ons met woorden en werken groot gemaakt.
 
14)koninkrijk
Namelijk zo der genade in deze wereld, als der heerlijkheid in de hemel.
 
15)in den hemel
Namelijk van de heilige engelen, Ps. 103:20,21, en van de zalige en volmaakte zielen; Hebr. 12:23.
 
16)schulden,
Dat is, zonden, Luk. 11:4, die ons schuldig maken aan de straf. Zie Matth. 18:24.
 
17)leid ons niet
Of, breng ons niet; dat is, geef ons niet over.
 
18)verzoeking,
Namelijk des satans, der wereld en van ons vlees, om ons te brengen tot zondigen, of tot kwaad. Zie Jak. 1:13,14.
 
19)Amen.
Het is een Hebreeuws woord, en zoveel te zeggen als: het zij of worde alzo; of, het is zekerlijk alzo. Zie Deut. 27:15; Neh. 8:7.
 
20)misdaden niet vergeven.
Grieks, misvallen; waardoor allerlei zonden verstaan worden.
 
21)vast,
Namelijk in het bijzonder. Want in gemeente noden of vasten is het geoorloofd een droevig gelaat te tonen, als het zonder geveinsdheid geschiedt.
 
22)mismaken hunne aangezichten,
Of, verdonkeren, verderven.
 
23)zalf uw hoofd
Christus spreekt hier naar het gebruik der Joden, die in tijden van vrolijkheid zich zalfden en wiesen; Ps. 23:5; Amos 6:6; Luk. 7:46.
 
24)Vergadert u geen schatten op de aarde,
Namelijk voornamelijk, of alzo dat gij daarvan uw werk zoudt maken, zonder de hemelse recht te betrachten. Zie 1 Tim. 6:8.
 
25)roest verderft,
Grieks, eting, ineting.
 
26)De kaars des lichaams is het oog;
Dat is, gelijk het lichaam door het oog, zo wordt des mensen doen en laten door het verstand geleid en gericht.
 
27)boos is,
Dat is, verblind of verdorven.
 
28)twee heren dienen;
Namelijk die elkander tegen zijn.
 
29)aanhangen
Of, zich aan den enen houden.
 
30)mammon.
Het is een Syrisch woord en betekent rijkdom, winst of schatten, die de mensen dikwijls als een god eren en dienen.
 
31)Zijt niet bezorgd
Namelijk met angstige en onmatige zorg, spruitende uit kleingelovigheid en verhinderende de zorg der zaligheid. Anders zo zijn wij ook schuldig voor deze dingen te zorgen; 1 Tim. 5:8.
 
32)leven,
Grieks, ziel; waardoor het leven betekent wordt. Zie Job 2:6; Matth. 2:20.
 
33)hemels,
Dat is, der lucht. Zie Ps. 8:9.
 
34)gaat gij dezelve niet zeer veel teboven?
Grieks, verschilt gij niet zeer veel van dezelve?
 
35)één el tot zijne lengte toedoen?
Grieks, een cubit; dat is, de lengte des arms van den elleboog of tot het uiterste van den middensten vinger, of anderhalve voet.
 
36)Salomo, in al zijn heerlijkheid
Lees van dezelve 1 Kon. 4.
 
37)morgen in den oven geworpen wordt,
Dat is, dat kort daarna verdroogd zijnde, bijna nergens anders toe dient, dan om daarmede de ovens te heten.
 
38)zoeken de heidenen;
Namelijk met angst en bekommernis, alsof hunne gelukzaligheid daarin gelegen ware.
 
39)en Zijn gerechtigheid,
Namelijk Gods, gelijk uit den Grieksen tekst blijkt; dat is, die God aangenaam is, voor Hem bestaat en in het Evangelie ons geopenbaard is.
 
40)toegeworpen worden.
Grieks, toegelegd, of toegegeven; namelijk als een toemaat of toegift. Zie Ps. 127:2.
 
41)zijn eigen kwaad.
Dat is, kwelling, bekommernis en zwarigheid, die op elken dag voorvalt.