1)De jonge leeuwen,
Te weten, kruipen uit hunne holen.
 
2)briesende
Hij wil zeggen dat het briesen der leeuwen is als hun gebed, waarmede zij van God nooddruft des levens verzoeken.
 
3)maken zij zich
Te weten, naar hunne holen. Hebr. zij vergaderen zich.
 
4)holen.
Hebr. woningen.
 
5)arbeid tot
Of, akkerwerk; of landbouwerij.
 
6)Hoe groot
Of, hoe vele.
 
7)uwe goederen.
Dat is, van rijkdommen, die U eigenlijk toebehoren.
 
8)wijd van ruimte
Hebr. wijd aan beide handen; dat is, aan beide zijden breed en ruim, gelijk Gen. 34:21; Neh. 7:4.
 
9)leviathan, dien
Zie Ps. 74:14. Dit zeemonster wordt wijdlopig beschreven Job 40:20.
 
10)om daarin te
Evenals de behemoth en andere beesten op de bergen spelen; Job 40:15.
 
11)Zij allen
Te weten, al die dieren, van welke boven gesproken is.
 
12)hunne spijze
Dat is, de spijs, die Gij hun verordineerd hebt.
 
13)te zijner tijd.
Dat is, ter bekwamer tijd.
 
14)goed verzadigd.
Zie Job 21:13.
 
15)Verbergt Gij
Dat is, als Gij hun uwen zegen onttrekt.
 
16)neemt Gij
Hebr. vergadert Gij hunne adem.
 
17)adem weg,
Hebr. geest.
 
18)zij sterven en
Of, zij gaan uit, of zij geven den geest, of zij ademen uit.
 
19)tot hun stof.
Dat is, tot hetgeen waar zij van gemaakt zijn.
 
20)uwen Geest uit,
Versta dit van den Heilige Geest, door welken aanvankelijk alle dingen geschapen zijn, en nu nog onderhouden en vernieuwd worden; gelijk Job 33:4; Ps. 33:6.
 
21)Gij vernieuwt
Te weten, nieuwe schepselen voortbrengende in de plaats van de verstorvene en verdorvene; Pred. 1:4.
 
22)verblijde zich
Dat is, dat Hij een goed behagen in zijne werken hebbe om die te onderhouden en niet te verderven; hiervan is het tegendeel dat de Heere gezegd wordt berouw te hebben dat Hij den mens of ander werken geschapen heeft, en die te willen verderven.
 
23)beeft zij;
Te weten, voor zijn grote heerlijkheid en majesteit. Zie Exod. 19:18.
 
24)roken zij.
Dat is, een teken van schrik en vaardigheid; gelijk Ps. 144:5.
 
25)Mijne overdenking
Of, mijn aandachtige rede.
 
26)De zondaars
Anders, O dat de zondaars van de aarde verdaan werden, enz.; te weten, die zich overgeven tot zondigen, gelijk Ps. 1:1; Joh. 9:31, en ondankbaar zijnde, den Heere niet eren in het gebruik zijner schepselen, van welke in deze psalm, tot Gods lof, gesproken is.
 
27)Hallelujah.
Dat is, Looft den Heere. Het Hebr. woord Hallelujah heeft de Christelijke kerk van de Joodse kerk behouden, dienende om elkander te verwekken tot Gods lof in de heilige vergaderingen. Zie Openb. 19:1,3.