1)trek uw sterkte
Dat is, grijp moed; heb courage; zie Jes. 51:17.
 
2)o Sion;
Dat is, gij burgers en inwoners van het lichamelijke, en voornamelijk van het geestelijke Jeruzalem.
 
3)gij heilige stad?
Hebreeuws, gij stad der heiligheid.
 
4)in u zal
Dat is, gij zult voortaan niet meer door de goddeloze en heidense tirannen, hetzij Babyloniërs of anderen overweldigd worden. Dit is voornamelijk van het hemelse Jeruzalem te verstaan, gelijk Openb. 21:27.
 
5)Schud
Dat is, wees verblijd en draag geen rouw meer.
 
6)maak u los
Dat is, dien God in heiligheid en gerechtigheid, nu gij verlost zijt uit de handen uwer vijanden. Zie boven Jes. 42:7; Luk. 1:74,75.
 
7)dochter
Dat is, gij volk van Zion, dat is van Jeruzalem.
 
8)Gijlieden
De Heere wil zeggen: De Babyloniërs hebben mij daarvoor niets gegeven, dat Ik ulieden hun tot knechten voor altoos zou geven; daarom staat het mij nu ook vrij, als het mij belieft, ulieden uit hunne hand te verlossen, zonder rantsoengeld. Zie Ps. 44:13, en vergelijk Jes. 45:13.
 
9)gelost
Te weten uit de Babylonische dienstbaarheid, of knechtschap. Zie voorts Jes. 52:1.
 
10)in vorige tijden
Of, voortijds, eermaals, eertijds. Hebreeuws, in het eerst. De zin is: Indien Ik de Egyptenaars zwaarlijk gestraft heb omdat zij mijn volk grotelijks geplaagd hadden, hetwelk toch vrijwillig naar Egypte getrokken is, hoeveel zwaarder zal Ik de Assyriërs en de Babyloniërs straffen, die het uit het land Kanaän, hetwelk Ik hun in eigendom gegeven heb, weggevoerd en zo wredelijk behandeld hebben?
 
11)om niet onderdrukt.
Of, zonder oorzaak.
 
12)wat heb Ik
Hebreeuws, wat mij hier? dat is, wat heb Ik hier te doen? Of, wat staat mij nu te doen? Alsof de Heere zeide: Ik wil niet langer hier vertoeven, maar wil terstond naar Babel trekken om mijn volk te verlossen, dewijl de Babyloniërs nu hunne maat vervuld hebben. Het is menselijkerwijze van God gesproken.
 
13)weggenomen is,
Dat is, van de Babyloniërs gevankelijk weggevoerd is. Hier staat kortheidshalve een woord voor twee, genomen voor weggenomen en weggevoerd is.
 
14)degenen
Anders: [en] zijne regenten huilen. Alsof Hij zeide: De Babyloniërs verschonen zelfs de regenten niet, veel weiniger verschonen zij het gemene volk.
 
15)het doen huilen,
Vermits zij het zo zwaar en ongenadig plagen.
 
16)Mijn Naam
Alsof Ik mijn volk niet tegen hun geweld had kunnen beschermen, en nu nog niet machtig ware het uit hunne handen te verlossen.
 
17)Mijn Naam
Dat is, mij; zie Ps. 9:11.
 
18)in dien dag
Te weten als Ik het uit de Babylonische gevangenschap verlossen zal, lichamelijk; maar het is ook voornamelijk te verstaan van de geestelijke verlossing uit het geweld des duivels.
 
19)dat Ik het Zelf ben,
Dat is, dat mijne belofte van hunne verlossing waar is.
 
20)Hoe liefelijk
Hebreeuws, hoe schoon; woorden van verwondering, met blijdschap, ziende niet zozeer op de verkondiging van de verlossing uit de Babylonische gevangenschap, als wel op de predikatie der apostelen en andere leraars van het Nieuwe Testament, die den Joden en heidenen zouden verkondigen de geestelijke verlossing uit het geweld des duivels.
 
21)op de bergen
Versta, de bergen van het bergachtige Joodse land; en daaronder de kerk van God zo binnen als buiten Jeruzalem en Judea.
 
22)die het goede
Dat is, die een blijde boodschap brengen, namelijk vooreerst de verlossing uit de Babylonische gevangenschap, en daarna de geestelijke verlossing door Jezus Christus; vergelijk Rom. 10:15.
 
23)die den vrede
In Jes. 52:7 verhaalt de profeet meermalen een en hetzelfde met verscheidene manieren van spreken, als niet woorden genoeg kunnende bedenken of vinden om die overgrote weldaad van God, ons in Christus bewezen, uit te drukken.
 
24)doet horen;
Dat is, verkondigt.
 
25)doet horen;
Dat is, verkondigt.
 
26)tot Sion zegt:
Dat is, tot de gemeente van God.
 
27)Uw God is Koning.
Te weten Christus Jezus, die onze eeuwige Koning is en zijne kerk met zijn Woord en Geest regeert, zie de aantekening Ps. 93:1; anders: uw God regeert als Koning.
 
28)uwer wachters;
Dat is, van uwe profeten en apostelen enz.
 
29)oog aan oog
Dat is, bescheidenlijk, klaarlijk; vergelijk Num. 14:14, of, oog bij oog; dat is, alle ogen.
 
30)zien,
Te weten met lust.
 
31)wederbrengen zal.
Uit de Babylonische gevangenschap; alsook uit het geweld des duivels en der zonde. Anders: bekeren zal.
 
32)gij woeste plaatsen
Versta hier, die plaatsen, die omtrent Jeruzalem en elders in het Joodse land nu een tijdlang hadden woest gelegen; zijnde van hunne vijanden verwoest geweest, en daaronder den woesten stand der kerk, als Christus haar vergaderde.
 
33)Zijn heiligen arm
Hebreeuws, den arm zijner heiligheid; dat is, zijn goddelijke almachtigheid, die Hij in het verlossen van zijn volk bewezen heeft; vergelijk hiermede Luk. 1:51.
 
34)ontbloot
Dat is, uitgestrekt om de Babyloniërs te slaan en zijn volk uit hunne hand te verlossen, en de Christelijke kerk van haar geestelijke vijanden.
 
35)al de einden
Dat is, al de mensen, wonende aan de uiterste einden der wereld. Dit is geschied toen Christus zijne apostelen heeft uitgezonden om het Evangelie te gaan prediken in de ganse wereld; Matth. 28.
 
36)het heil onzes Gods.
Dat is, het heil, hetwelk onze God ons doen en bewijzen zal.
 
37)Vertrekt, vertrekt,
Ene vermaning tot Gods volk, om met ijver uit het lichamelijke en geestelijke Babel te vertrekken.
 
38)van daar,
Van Babel in Chaldea, gelijk Jes. 48:20, ook uit het geestelijke Babel, namelijk uit het rijk van den duivel en van den Antichrist.
 
39)raakt het onreine
Versta hierbij: Maar begeeft u tot alle heiligheid. Zie Jes. 52:1.
 
40)gij,
Dat is, gij priesters en Levieten; en in het Nieuwe Testament, al gij gelovigen, als zijnde altemaal geestelijke priesters. Zie 1 Thess. 4:4; 2 Tim. 2:21; 1 Petr. 2:5; Openb. 1:6.
 
41)Want gijlieden
Ene beschrijving van den uittocht van Gods volk en de genade, die God hun daarin bewijzen zou.
 
42)met haast uitgaan,
Te weten gelijk uwe vaders doen moesten toen zij uit Egypte trokken, waar zij als uitgedreven werden; Exod. 12:33. Versta hierbij: Maar gij zult met gemak en zonder vrees uittrekken, ja met vreugde. Zie de vervulling Ezra 1.
 
43)henengaan;
Te weten uit het lichamelijke en geestelijke Babel.
 
44)achtertocht
Of, achterhoede, of achterhoop zijn. Hebreeuws, zal ulieden verzamelen, of tezamen vergaderen; dat is, Hij zal u aan alle kanten beschutten en beschermen. Zie Num. 10:25.
 
45)Ziet,
Hier beginnen sommigen Jes. 53.
 
46)Mijn
Dit spreekt God de Vader.
 
47)Knecht
Te weten Christus, gelijk boven Jes. 42:1.
 
48)verstandelijk
Of, gelukkiglijk, voorzichtiglijk, voorspoediglijk handelen; dat is, hij zal het ambt, hetwelk Ik hem opgelegd heb, wel en bekwamelijk verrichten.
 
49)Hij zal
Zie Filipp. 2:9.
 
50)zich
Of, over U zijn verbaasd geweest, of verbaasd zijn geworden.
 
51)u ontzet hebben,
O Jezus Christus.
 
52)alzo
Of, zo ijselijk zal zijn gelaat wezen; namelijk vanwege de kroning met de doornenkroon, de geseling en kruisiging, waarvan in Jes. 53: wijdlopiger zal gesproken worden, zie Filipp. 2:7. Het zijn de woorden Gods, sprekende in den derden persoon, met welke Hij reden geeft waarom zich velen over Christus zouden ontzetten. Sommigen houden het voor ingevoegde woorden van den profeet.
 
53)Zijn gelaat,
Of, zijn aangezicht; te weten van mijn knecht, Jezus Christus.
 
54)Hij
Te weten Christus.
 
55)besprengen,
Te weten met zijn vergoten bloed en uitzending der gaven van zijn Geest bij de predikatie van het heilig Evangelie en het gebruik der heilige sacramenten.
 
56)over Hem toehouden;
Of, voor Hem, of om Hem; dat is zijnenthalve; te weten als Hij door de predikatie van het heilig Evangelie in hunne tegenwoordigheid en in hunne koninkrijken zal verkondigd worden, en als zij zullen verstaan dat Hij een Koning van den gansen aardbodem is.
 
57)denwelken
Dat is, de heidenen, wien de geheimenis van het heilig Evangelie tevoren was verborgen geweest. Zie Rom. 15:21.
 
58)het niet verkondigd was,
Of, daarvan; gelijk de apostel Paulus het verklaart, Rom. 15:21.