1)Dit is
Of, naar het woord dat; of aangaande het woord.
 
2)verkondigende
Grieks Evangeliserende.
 
3)vrede door
Namelijk met God, en alle andere volken met elkander. Zie Ef. 2:13.
 
4)weet de zaak,
Namelijk door geruchten en getuigenissen dergenen, die het gehoord en gezien hebben; Matth. 4:24.
 
5)gezalfd heeft
Dit is, overvloedig begaafd; Joh. 3:34.
 
6)God was met Hem.
Namelijk de Vader was met Christus; niet alleen met Zijne gaven naar de menselijke natuur, maar ook met hetzelfde wezen en dezelfde goddelijke kracht, naar Zijn goddelijke natuur waardoor Hij al deze wonderen deed. Zie Joh. 10:30,38, en Joh. 14:9,10.
 
7)te voren verkoren
Het Griekse woord Cheirotonein hetwelk hier gebruikt wordt, betekent eigenlijk door opsteking der handen verkiezen, of ordineren; en wordt hierna, Hand. 14:23, van het verkiezen der gewone dienaren met medestemming der gemeente gebruikt, tegen welke deze buitengewone verkiezing der apostelen hier wordt gesteld, als door opheffing of opsteking van Gods hand alleen gedaan.
 
8)levenden en doden.
Dat is, dergenen, die ten uitersten dage nog leven zullen; 1 Cor. 15:51; 1 Thess. 4:15,17.
 
9)door Zijn Naam.
Dat is, door Hem, of om zijnentwil, als die ene offerande voor onze zonden is geworden, en daardoor een eeuwige verzoening voor allen die in Hem geloven heeft teweeggebracht; Hebr. 5:9, en Hebr. 9:12.
 
10)viel de Heilige
Dit is, kwam over hen, door zijn buitengewone gaven en werkingen; zie Hand. 10:46.
 
11)die uit de
Dat is, die uit de Joden waren; Rom. 4:12.
 
12)ontzetten zich,
Namelijk menende dat deze belofte alleen den huize Israëls toekwam, uit enige spreuken der profeten, die zij kwalijk verstonden, welke Paulus verklaart Rom. 9,10,11.
 
13)met vreemde
Grieks met tongen.
 
14)hij beval,
Namelijk òf dat alles zou gereed gemaakt worden, opdat Hij hen zelf zou dopen; òf Hij beval zulks anderen, die met Hem gekomen waren, en ook leraars waren, gelijk de apostelen meest altijd bij zich hadden, die dezen dienst deden. Zie 1 Cor. 1:17.
 
15)dat zij zouden
Namelijk tot verzegeling en versterking huns geloofs en der gaven, die zij alrede ontvangen hadden, gelijk Paulus spreekt van de besnijdenis aan Abraham geschied; Rom. 4:11.