1)wij als
Hij begrijpt met zich Timotheus, uit wiens naam hij ook schrijft.
 
2)medearbeidende,
Of, medewerkende; namelijk met God, gelijk de dienaars des Woords als instrumenten en gezanten Gods ook elders genaamd worden; 1 Cor. 3:9,10.
 
3)bidden u
Of, vermanen.
 
4)gij de genade Gods
Namelijk die u door het Evangelie en onzen dienst is aangeboden en van u ontvangen.
 
5)tevergeefs moogt
Dat is, zonder behoorlijke vruchten van dankbaarheid en toeneming in het geloof voort te brengen.
 
6)Hij zegt:
Namelijk Jes. 49:8, waar God de Vader alzo spreekt tot Zijnen Zoon, en de opbouwing van Zijne gemeente door Hem in Zijne toekomst belooft.
 
7)Zie nu is het
Dit zijn nu de woorden van Paulus, met welke hij de voorgaande woorden verklaart en op den tijd des Nieuwen Testaments past.
 
8)de welaangename tijd;
Of, de tijds des welbehagens, gelijk het Hebreeuwse woord bij Jesaja eigenlijk luidt, dien God in Zijn welbehagen bestemd had, om de mensen alom door Christus en Zijne dienaars tot bekering te roepen en hun krachtig door Zijnen Geest daartoe te brengen; Hand. 2:16,17, en Hand. 17:30,31, enz.
 
9)de bediening niet
Namelijk des Heiligen Evangelies, die ons toebetrouwd is, en van welken hij in het einde van het voorgaande hoofdstuk heeft gesproken.
 
10)gelasterd worde.
Of, berispt, bestraft, gelijk het Griekse woord eigenlijk medebrengt; hetwelk placht te geschieden wanneer het leven der dienaren van het Woord met hunne leer niet overeenkomt.
 
11)maken onszelven
Gr. recommanderen wij onszelven, of maken dat wij na gedane proeve goed gekend worden. Of bewijzen.
 
12)beroerten, in arbeid,
Of, verwarringen, onvastigheden; waardoor verstaan wordt de staat dergenen, die herwaarts en derwaarts gejaagd of verdreven worden.
 
13)reinigheid, in kennis,
Of, kuisheid. Alzo verhaalt de apostel van hier voort de deugden en middelen, waardoor hij de vorige zwarigheden is te boven gekomen.
 
14)in den Heiligen Geest,
Hierdoor verstaat hij de vrijmoedigheid en vreugde des Geestes, die ons ondersteunt ook in het midden van alle verdrukkingen; Joh. 16:33; Rom. 5:3,4,5, en Rom. 14:17.
 
15)het woord der waarheid,
Dat is, de predikatie des Evangelies, gelijk Joh. 17:17.
 
16)de kracht Gods,
Namelijk die deze predikatie der apostelen vergezelschapte, niet alleen met tekenen en wonderen, Hebr. 2:3,4, maar ook met macht om de bozen te wederstaan en ten onder te brengen, als met wapenen die machtig waren in God om van alle zijden de uitverkorenen van Christus te gewinnen en de anderen van zich te weren; 2 Cor. 10:4,5,6.
 
17)door de wapenen der
Of, door de rechter- en linkerwapenen der gerechtigheid.
 
18)Door eer en oneer,
Dat is, in het midden van eer en oneer; namelijk, eer bij de vrome en oneer bij de goddelozen en wereldse mensen. Versta hetzelfde onderscheid ook in de volgende tegenstellingen, en zie een voorbeeld in Christus, Joh. 7:12, en in Paulus, Hand. 17:18,32.
 
19)als stervende en
Namelijk naar het oordeel der mensen voor doden gehouden.
 
20)ziet, wij leven
Namelijk door de bijzondere genade en beschutting Gods; Ps. 118:18.
 
21)doch altijd blijde;
Dat is, getroost in God; Rom. 5:3; 1 Thess. 5:16.
 
22)als arm doch velen
Namelijk naar de wereldse rijkdommen.
 
23)rijk makende; als
Namemlijk met geestelijke gaven.
 
24)alles bezittende.
Namelijk in Christus en met Christus; 1 Cor. 3:21,22.
 
25)Onze mond is
Dat is, ik spreek vrijmoedig en in het brede met u van al mijne gelegenheden, gelijk mijn genegenheid en goed hart tegen u ook groot is. Een Hebreeuwse wijze van spreken.
 
26)Gij zijt niet nauw
Dat is, gij bezit ons hart in het geheel. Wij doen ons hart voor u wijd open.
 
27)gij zijt nauw in uwe
Dat is, gij doet uw hart niet genoeg open, maar houdt dat nog ten dele gelijk gesloten voor ons.
 
28)wordt gij ook
Namelijk in uwe ingewanden, of hart; om ons gelijke genegenheid of liefde toe te dragen.
 
29)een ander juk aan met
Dat is een juk, of gemeenschap met degenen, die van ongelijke religie zijn, gelijk de afgodische heidenen waren. Waarmede hij niet allerlei gemeenschap verbiedt, want dat zou strijden met hetgeen hij gezegd heeft 1 Cor. 5:10, maar alleen zulke gemeenschap, waardoor zij ook tot de gemeenschap van hunne afgoderij of andere zonden zouden worden gebracht, of de ongelovigen in hunne zonden gesterkt; en is ene gelijkenis, genomen uit de wet, Deut. 22:10, waar God verbiedt, dat zij in het ploegen den os en den ezel niet zouden samenvoegen.
 
30)Belial; of
Dit is een Hebreeuws woord, en betekent een die zonder juk is, of niemand nuttig. Hier wordt het genomen voor den Satan zelf, die alle gehoorzaamheid Gods van zich heeft geworpen. Zie 1 Sam. 1:16.
 
31)de tempel Gods met de
Namelijk die tot den dienst van den waren God is geheiligd.
 
32)gij zijt de tempel
Namelijk die in Christus gelooft, Ef. 2:21,22; 1 Petr. 2:5.
 
33)des levenden Gods;
Dat is, die niet alleen zelf leeft, maar allen een auteur des levens is, Hand. 17:25, en wordt deze titel hier God gegeven tegen de stomme en dode afgoden.
 
34)God gezegd heeft:
Deze woorden zijn genomen ten dele uit Lev. 26:11,12, ten dele uit Ezech. 37:26.
 
35)Daarom gaat uit het
Deze woorden zijn genomen uit Jes. 52:11, alzo dat deze vermaning van Paulus uit verscheidene plaatsen bijeengevoegd is.