1)ik maak u bekend
Dat is, ik breng u wederom in gedachtenis.
 
2)verkondigd heb,
Gr. geëvangeliseerd.
 
3)aangenomen hebt,
Namelijk tot het geloof.
 
4)staat;
Dat is, tot nog toe standvastig zijt gebleven.
 
5)zalig wordt, indien
Of, zalig zult worden.
 
6)behoudt op zodanige
Of, onthoudt met wat reden, of woorden.
 
7)tevergeefs geloofd heb.
Namelijk hetwelk geschiedt als men in het geloof niet volhardt, hetwelk dan een bewijs zou zijn van geen oprecht geloof; zie Gal. 3:4.
 
8)ten eerste
Dat is, voornamelijk als de eerste en voornaamste hoofdstukken van onzen Christelijken godsdienst, 1 Cor. 2:2; 2 Tim. 2:8. Of, onder de eerste, namelijk hoofdstukken des Evangelies; Hebr. 6:2.
 
9)overgegeven
Namelijk met leren en prediken.
 
10)hetgeen ik ook
Namelijk van God en onzen Heere Jezus Christus. Zie 1 Cor. 11:23. Zodat dit niet is ene leer door mij of enige mensen bedacht, maar van God gekomen en ons van Hem gegeven om den mensen te verkondigen.
 
11)voor onze zonden,
Namelijk om voor dezelve daardoor te voldoen, tot onze verzoening; 1 Petr. 3:18.
 
12)de schriften;
Namelijk des Ouden Testaments. Zie Hand. 26:22; Rom. 1:2; Ef. 2:20.
 
13)Cefas gezien,
Dat is, van Petrus. Zie van dezen naam Joh. 1:43; 1 Cor. 1:12; Gal. 2:9.
 
14)twaalven.
Namelijk apostelen, die, hoewel zij toen maar elf waren, door Judas' uitvallen het getal verminderd zijnde, nochtans den naam van dat getal behielden, alzo het kort daarna wederom vervuld werd. Zie Joh. 20:24; Hand. 1:25.
 
15)van meer dan
Wanneer dit geschied is, wordt van de evangelisten niet beschreven. Sommigen menen dat het geschied is op den Olijfberg, als Hij ten hemel opgevaren is; Luk. 24:50; Hand. 1:9. Anderen menen dat dit geschied is in Galilea, waar Hij vele discipelen had. Zie Matth. 28:7.
 
16)nog overig is,
Gr. tot nu toe blijven; dat is, nog in het leven zijn.
 
17)ontslapen.
Dat is, gestorven zijn. Zie Ps. 13:4; Dan. 12:2; Matth. 9:24, en Matth. 27:52; Hand. 7:60; 1 Cor. 7:39, en 1 Cor. 11:30, en ook hier 1 Cor. 15:18,20,51.
 
18)van Jakobus,
Onder de apostelen zijn er twee geweest, die Jakobus genaamd zijn. Een die een zoon van Zebedeus was en een broeder van Johannes, Matth. 4:21, en Matth. 10:2, van Herodes gedood, Hand. 12:2; en een, die een zoon van Alfeus was, toegenaamd de kleine, Mark. 15:40, en de broeder des Heeren, Gal. 1:19, omdat hij een zoon was van de zuster der moeder onzes Heeren. Zie de aantekeningen Mark. 15:40; Hand. 12:2,17, en Hand. 15:13. Van wien van beiden dit verstaan moet worden, is onzeker, alzo de Evangelisten van deze verschijning ook geen gewag maken.
 
19)van al de apostelen.
Waardoor sommigen verstaan de apostelen, of al de elf tezamen zijnde bijeenvergaderd, en dat 1 Cor. 15:5 dezelve ook verstaan worden, toen zij zonder Thomas waren vergaderd; Joh. 20:24. Doch anderen verstaan het niet alleen van de twaalven, 1 Cor. 15:5, maar ook van al de anderen, die van hem uitgezonden waren, om het Evangelie te prediken; Luk. 10:1; Rom. 16:7.
 
20)van een ontijdig-geborene,
De apostel vergelijkt zichzelf hierbij, ten aanzien van zijn plotselinge en onverwachte bekering en beroeping, die beschreven wordt Hand. 9, en geschied is nadat de Heere Christus ten hemel gevaren was, en omdat hij Christus tevoren had vervolgd.
 
21)niet waardig ben
Gr. niet genoegzaam.
 
22)dat ik ben;
Namelijk een gelovig Christen en bovendien een apostel des Heeren.
 
23)die aan mij
Of, in mij, tegen mij.
 
24)niet ijdel geweest,
Dat is, niet zonder vele vruchten voort te brengen.
 
25)gearbeid dan
Namelijk zo in het bedienen van het apostelschap, als in het verdragen van allerlei verdrukking en vervolging, die hij beschrijft 2 Cor. 11.
 
26)zij allen, doch
Namelijk de andere apostelen, die vóór de hemelvaart van Christus beroepen zijn geweest en met Hem op de aarde verkeerd hebben, gelijk ook in 1 Cor. 15:11.
 
27)niet ik, maar de
Namelijk als door mijn eigen krachten dat werkende, overmits ik daarvan maar een instrument ben.
 
28)die met mij is.
Dat is, die God mij heeft bewezen en waardoor Hij mijnen arbeid zegent.
 
29)zijlieden,
Namelijk de andere apostelen. Zie 1 Cor. 15:10.
 
30)alzo prediken wij,
Namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, begraven, en opgestaan van de doden. Zie 1 Cor. 15:3,4.
 
31)gepredikt wordt,
Namelijk van mij en van de andere apostelen.
 
32)hoe zeggen
Dat is, hoe kan dan bestaan hetgeen sommigen zeggen? Deze vraag brengt mede ene berisping en aanwijzing van de ongerijmdheid dezer dwaling.
 
33)sommigen onder u
Zo was dan deze dwaling niet der gehele gemeente gemeen, maar sommigen alleen, wier namen niet uitgedrukt worden, gelijk 2 Tim. 2:17, opdat hij hen door hen te beschamen van de bekering niet zou afschrikken.
 
34)is?
Dat is, wezen zal in de laatste toekomst van Christus.
 
35)zo is Christus ook
Dat is, zo zal deze ongerijmdheid daaruit moeten volgen, dat Christus niet opgewekt is uit de doden. De reden hiervan is, omdat Christus het hoofd is en de gelovigen Zijne leden zijn, die tezamen één lichaam maken. Zo de leden niet levend zouden gemaakt worden, zo zou het hoofd ook niet levend zijn. Want het zou een wanschapen lichaam zijn, waarvan het hoofd zou leven en de leden dood zijn en blijven.
 
36)onze prediking
Dat is, mijne en der andere apostelen.
 
37)ijdel, en
Dat is, vals, onwaarachtig.
 
38)ijdel is ook uw
Dat is, uw geloof heeft geen vasten grond, en het zal het einde deszelven niet bekomen, hetwelk is de zaligheid der zielen.
 
39)want wij hebben
Of, omdat wij tegen God getuigd hebben.
 
40)zo is ook Christus
De reden van dit gevolg, zie de aantekeningen, 1 Cor. 15:13.
 
41)tevergeefs,
Namelijk overmits gij gelooft, dat Christus om uwer zonden wil overgeleverd is in den dood, en om uwer rechtvaardiging is opgewekt, Rom. 4:25, hetwelk tevergeefs zou geloofd worden zo Hij niet opgewekt ware. Zie 1 Cor. 15:14.
 
42)zo zijt gij nog
Dat is, om uwer zonden wil de verdoemenis nog onderworpen, alzo het een bewijs zou wezen dat door Christus voor uwe zonden niet zou voldaan zijn, indien Hij in den dood gebleven ware.
 
43)verloren die
Dat is, eeuwig verdoemd.
 
44)in Christus
Dat is in het geloof van Christus, en in de hoop der zalige opstanding door Christus; 1 Thess. 4:14; Openb. 14:13.
 
45)ontslapen zijn.
Dat is, gestorven. Zie 1 Cor. 15:6.
 
46)alleenlijk in dit leven
Dat is, ziende alleenlijk op die dingen, of alleen om die dingen, die dit leven aangaan, en die ons in dit leven zouden kunnen toekomen; hetwelk zou zijn indien er gene opstanding der doden zou wezen.
 
47)ellendigsten van alle mensen.
Gr. ellendiger. Want de Christenen verzaken niet alleen de wereldse wellusten, maar zijn ook om de belijdenis der waarheid veel kruis, verdrukking en vervolging onderworpen.
 
48)is opgewekt uit de
Dat is, uit de voorgaande bewijsredenen blijkt dat het zeker is, dat Christus van de doden is opgewekt.
 
49)is de eersteling
Dat is, dewijl Hij eerst opgestaan is, volgt daaruit dat ook degenen, die in Hem ontslapen zijn, zullen opgewekt worden, gelijk door de eerstelingen der vruchten, Gode opgeofferd zijnde, de ganse massa derzelve geheiligd werd; Exod. 22:29; Deut. 26:1; Rom. 11:16.
 
50)die ontslapen zijn.
Namelijk in Christus. Zie 1 Cor. 15:18.
 
51)een mens is,
Namelijk Adam, 1 Cor. 15:22.
 
52)zo is ook de
Dat is, zo heeft ook God geordineerd dat de opwekking der doden door een mens zou gedaan worden.
 
53)een mens.
Namelijk Christus, 1 Cor. 15:22.
 
54)in Adam
Of, door Adam; dat is, door de zonde die Adam heeft gedaan, en al zijne nakomelingen in hem, als zijnde in zijne lenden; Rom. 5:12.
 
55)sterven, alzo zullen
Dat is, de schuld en noodzakelijkheid van te sterven, of van den tijdelijken dood [want van deze wordt hier alleen gesproken] over zich gehaald en gebracht hebben.
 
56)in Christus
Of, door Christus.
 
57)allen
Namelijk gelovigen, die in Christus zijn ontslapen; gelijk de tegenstelling hier vereist. Want hoewel Christus alle mensen in het algemeen zal opwekken, ook de goddelozen en ongelovigen, als hun rechtvaardige rechter, om hen aan lichaam en ziel eeuwiglijk te straffen, Matth. 25:32; Joh. 5:28; Hand. 24:15; 2 Cor. 5:10; Openb. 20:12,13, zo worden hier nochtans verstaan degenen, die van Christus zijn en die Hij opwekken zal als hun hoofd, waarvan hij de eersteling is, 1 Cor. 15:23.
 
58)levend gemaakt worden.
Dat is, opgewekt uit de doden. Want daarvan wordt hier gesproken, niet van de geestelijke levendmaking.
 
59)in zijne orde;
Namelijk van den tijd van God daartoe bestemd.
 
60)de eersteling Christus
Dat is, gelijk tussen de opoffering der eerstelingen en het inzamelen der vruchten enigen tijd tussenbeiden was, Exod. 23:16, en Exod. 34:22, alzo is er ook tijd tussen de opstanding van Christus en der gelovigen.
 
61)die van Christus zijn,
Dat is, die Hem toebehoren, die Zijne lidmaten zijn, Hem door een waar geloof ingelijfd. Zie de aantekeningen op 1 Cor. 15:22.
 
62)in Zijne toekomst.
Namelijk om te oordelen de levenden en doden, ten uitersten dage.
 
63)het einde zijn,
Namelijk van deze tegenwoordige eeuw of wereld, of van deze regering van Christus, die hij nu als Middelaar bedient.
 
64)Hij
Namelijk Christus.
 
65)het koninkrijk
Namelijk dat Hij nu als Middelaar bedient, door de predikatie des Woords Zijne kerk vergaderende, door Zijnen Geest haar wederbarende, en door Zijne kracht tegen de vijanden beschermende. Want dat zal alsdan niet meer nodig zijn.
 
66)Gode en den Vader
Dat is, Gode, die daar is Vader, namelijk van Christus, en ook der gelovigen; Joh. 20:17.
 
67)teniet gedaan hebben
Dat zij niet alleen de overhand niet hebbe, maar ook niet meer is.
 
68)alle heerschappij, en alle
Dit verstaan sommigen van alle overheden, ook wettige en goede, want die zullen alsdan niet meer van node zijn; anderen, van alle heerschappij en macht, hetzi der onreine geesten, of der mensen, die zich tegen Christus' rijk gesteld hebben.
 
69)De laatste
Dat is, die laatst zal overwonnen en teniet gedaan worden.
 
70)vijand, die
Namelijk des levens en de zaligheid der mensen. Want de dood vernielt het leven, en is daardoor als een vijand der natuur.
 
71)teniet gedaan wordt, is
Dat is, weggenomen wordt, en in plaats van dien het leven wederom door de opstanding gegeven. Zie 1 Cor. 15:54.
 
72)de dood.
Namelijk de tijdelijke en lichamelijke dood; want daarvan wordt hier gesproken.
 
73)Hij heeft
Namelijk God de Vader.
 
74)alle dingen
En dienvolgens ook alle vijanden, waaronder ook de tijdelijke dood is.
 
75)Zijnen
Namelijk Christus. Zie van deze plaats bredere verklaring Hebr. 2:6.
 
76)voeten onderworpen.
Dat is, onder Hem gesteld, om al wat vijandig is teniet te doen, dat het zijn Rijk niet meer beschadige.
 
77)Hij uitgenomen wordt,
Namelijk God de Vader. Of, dat het is zonder dien.
 
78)Hem alle dingen onderworpen heeft.
Namelijk Christus.
 
79)onderworpen worden
Namelijk afgelegd hebben, niet Zijn goddelijke natuur en macht, maar deze wijze van bediening van Zijn Middelaarsambt, welke Hij, als een gezant des Vaders, alsdan volkomen volbracht en uitgevoerd zal hebben.
 
80)God zij
Namelijk de Vader.
 
81)alles in allen.
Dat is, zijne gemeente voorts door Hem zelf, als ware God met den Zoon en den Heiligen Geest zonder middel verheerlijke.
 
82)wat zullen zij doen,
Dat is, wat nut en voordeel zullen zij voor dat doen verkrijgen?
 
83)voor de doden
Of, over de doden.
 
84)gedoopt worden,
Of, doping gebruiken. Dit wordt verscheidenlijk uitgelegd. Sommigen verstaan het van het sacrament des doops, door hetwelk wij gemeenschap hebben aan den dood van Christus, en openlijk betuigen dat wij als voor doden en der wereld afgestorvenen willen gehouden zijn; Rom. 6:2,3. Anderen verstaan het van degenen, die met kruis en vervolging alzo worden gedoopt, dat zij gelijk als in een gedurigen dood zijn. Want alzo wordt het woord dopen altemet genomen; Mark. 10:38; Luk. 12:50. Enigen verstaan het van degenen, die de lichamen der doden wiessen, alzo de woorden, voor de doden gedoopt worden, ook wel kunnen overgezet worden, over de doden dopen, dat is, wassen; welke wijze van doen ten tijde der apostelen gebruikelijk was, Hand. 9:37, en het woord dopen altemet ook wassen betekent, Mark. 7:4; Luk. 11:38; Hebr. 9:10, hetwelk met het oogmerk des apostels ook niet kwalijk overeenkomt.
 
85)wij alle uur
Namelijk apostelen, leraars, en ook alle gelovigen.
 
86)in gevaar?
Namelijk van niet alleen onze goederen en goeden naam, maar ook ons leven te verliezen om Christus' wil. Dit zou van ons tevergeefs gedaan worden zo er gene opstanding ware.
 
87)Ik sterf alle dagen,
Dat is, ik ben niet alleen in gevaar des levens, maar word ook dagelijks met zoveel verdrukkingen overvallen, dat mijn leven meer een gedurige dood is dan een leven; 2 Cor. 11:23. Zie hiervan 1 Cor. 4, en 2 Cor. 11,12.
 
88)bij onzen roem,
Dat is, bij de getrouwheid, die ik in Christus' zaak altijd heb getoond, waarvan ik met recht mag roemen. Anders, bij uwen roem; dat is bij den roem, dien ik heb van u, dat ik u door mijn dienst tot het geloof gebracht heb. Zie 2 Cor. 7:4.
 
89)naar den mens
Dat is, gelijk somtijds bij de mensen geschiedt. Of, opdat ik ook van mijzelven wat zeg, gelijk de mensen plegen te doen; Rom. 3:5; 2 Cor. 11:16,17,21.
 
90)tegen de beesten gevochten
Dit kan verstaan worden eigenlijk, dat de apostel te Efeze in de schouwplaats den wilden beesten zou voorgeworpen zijn geweest, om van hen verscheurd te worden, zijnde nochtans van God wonderbaar daarvan verlost. Dan, alzo Lukas, beschrijvende hetgeen hem binnen Efeze overkomen is, Hand. 19, hiervan geen gewag maakt, zo verstaan sommigen dit oneigenlijk van den strijd, dien de apostel binnen Efeze gehad heeft met zijne tegenpartijen, die hij bij wilde beesten vergelijkt, omdat zij hem zochten te verscheuren en vernielen, gelijk hij den keizer Nero ook vergelijkt bij een leeuw; 2 Tim. 4:17.
 
91)indien de doden niet
Dit kan ook bekwamelijk gevoegd worden met de volgende woorden.
 
92)Laat ons eten en drinken,
Dat is, laat ons in wellusten leven en goede sier alle dagen maken. De apostel verhaalt de woorden, die de Epicuristen plegen te gebruiken, zijnde ook verhaald Jes. 22:13, en wil zeggen dat zij daarin gelijk zouden hebben indien er gene opstanding zou zijn.
 
93)morgen
Dat is, zeer haast.
 
94)sterven wij.
Dat is, zullen wij door den dood uit dit leven weggenomen worden.
 
95)Dwaalt niet.
Dat is laat u door zulke redenen der Epicuristen niet verleiden.
 
96)Kwade
Of, kwade omgang. Dit is een vers genomen uit een heidensen poëet Menander, met hetwelk Paulus de voorgaande rede der Epicuristen weerlegt, tonende de schade, die zulke redenen medebrengen.
 
97)Waakt op
Namelijk uit den slaap der zorgeloosheid.
 
98)rechtvaardiglijk
Dat is, waarlijk, ernstig. Of, om rechtvaardig te wandelen.
 
99)en zondigt niet.
Dat is, wacht u, dat gij niet vervalt in de gruwelijkste zonde van Epicuristerij en zorgeloosheid.
 
100)sommigen hebben
Namelijk van uwe gemeente, gelijk 1 Cor. 15:12.
 
101)de kennis Gods niet.
Namelijk de rechte kennis, hoedanigen zijn degenen, die de opstanding der doden loochenen.
 
102)tot schaamte.
Dat is, opdat gij u moogt schamen dat er onder u zijn, die zulke grove en schadelijke dwalingen volgen, en daardoor te beter bewogen worden om zulke dwalingen te vlieden.
 
103)iemand
Namelijk van die Epicuristen.
 
104)zeggen:
Dat is, hier tegenwerpen.
 
105)Hoe zullen de
Gr. hoe worden de doden opgewekt? dat is, hoe is het mogelijk, dat de doden, wier lichaam vergaan, verrot, van de beesten gegeten of met vuur verbrand zijn, enz. weder zouden levend worden?
 
106)met hoedanig een
Deze vraag wordt beantwoord 1 Cor. 15:37, enz.
 
107)Gij dwaas,
Dit zegt de apostel niet, om te scheiden, Matth. 5:22, maar om aan te wijzen hun onverstand in deze zaak; Gal. 3:1.
 
108)wordt niet levend,
Gr. wordt niet levend gemaakt; dat is, wast niet op en brengt gene vruchten voort; want ook het gewas der aarde heeft zijn leven.
 
109)gestorven zij;
Dat is, verrotte in de aarde. Zo het dan niet onmogelijk is dat een verrot zaad of graan weder opwast en groeit, gelijk wij dagelijks zien op onze akkers en in onze tuinen, zo is het ook niet onmogelijk dat God de verrotte lichamen wederom levend maakt.
 
110)dat worden zal,
Dat is, dat voortkomen en wassen zal uit het gezaaide zaad.
 
111)een bloot graan,
Namelijk dat dor en verstorven schijnt te zijn.
 
112)naar het voorvalt,
Dat is, gelijk bijvoorbeeld.
 
113)der andere granen.
Of, der andere zaden.
 
114)God geeft het een
Dat is, hoewel God in de eerste schepping de aarde kracht gegeven heeft om kruiden, granen en vruchten voort te brengen, zo is het nochtans, dat Hij zelf door Zijne almachtigheid zodanige gewassen ook dagelijks voortbrengt, naar Zijn believen; Ps. 104:13,14 enz; 1 Cor. 3:7.
 
115)zijn eigen lichaam.
Dat is, van dezelfde soort zijnde waar het zaad van is, uit hetwelk het voortkomt.
 
116)Alle vlees is niet
Dewijl tegen geworpen zij kunnen worden: Nademaal het vlees van andere dieren niet opgewekt wordt, dat alzo het vlees der mensen ook niet zal opgewekt worden, aangezien het enerlei schijnt te zijn, zo antwoordt de apostel dat er onderscheid tussen het vlees der mensen en van andere dieren. De reden wordt niet uitgedrukt, maar is deze de voornaamste, omdat het vlees der mensen door een redelijke en onsterflijke ziel levendgemaakt is geweest, en het lichaam der andere dieren door een onredelijke ziel, die met het vlees sterft en vergaat, en ook omdat God aan de redelijke mensen, niet aan de onredelijke dieren, Zijne genade en rechtvaardigheid, naar lichaam en ziel, eeuwig wil betonen.
 
117)hetzelfde vlees;
Dat is, van enerlei gehalte; alzo dat het met het ene vlees zou moeten gaan gelijk met het andere.
 
118)hemelse lichamen,
Dat is, die in den hemel zijn, of met hemelse hoedanigheden begaafd; gelijk er zijn de sterren des hemels, en gelijk wezen zullen de verheerlijkte lichamen der gelovigen.
 
119)aardse lichamen;
Dat is, die òf van de aarde voortgekomen zijn, òf op de aarde zijn, en aan aardse hoedanigheden onderworpen.
 
120)de heerlijkheid der
Dat is, de glans en hoedanigheid.
 
121)Een ander is de heerlijkheid der zon,
Dat is, zelfs ook is er onderscheid onder de lichamen, die in den hemel zijn, aangaande hun glans.
 
122)sterren; want
Dat is, der andere sterren. Want ook de zon en de maan zijn sterren.
 
123)Alzo zal ook
Dat is, gelijk er onderscheid is tussen vlees en vlees, en tussen lichamen en lichamen, in heerlijkheid, zo zal ook in de opstanding onderscheid zijn tussen de hoedanigheden onzer lichamen, die wij nu hebben op de aarde en die wij hebben zullen na de opstanding in den hemel.
 
124)Het lichaam wordt
Dat is, deze onze lichamen, die wij nu op de aarde hebben, worden afgelegd, zijnde nu de verderflijkheid onderworpen; maar opgewekt zijnde, zullen zij voortaan onverderflijk zijn; blijvende wel dezelfde lichamen, maar begaafd met andere hoedanigheden.
 
125)in oneer, het wordt
Dat is, zijnde een dood lichaam, dat lelijk en onaangenaam is om te zien en te handelen. Zie Filipp. 3:21.
 
126)in heerlijkheid;
Dat is, schoon en blinkende, gelijk de sterren en de zon; Matth. 13:43, en Matth. 17:2.
 
127)in zwakheid,
Dat is, zijnde allerlei zwakheid, krankheid en mismaaktheid onderworpen.
 
128)kracht.
Namelijk om alle verderlijkheid tegen te staan en te weren, en om zichzelven krachtig en haastig te bewegen gelijk de mens zal willen.
 
129)Een natuurlijk lichaam wordt er
Gr. ziellijk, dat is, dat van de ziel bewogen wordt in alle natuurlijke werkingen, tot voedsel, beweging, voortteling en dergelijke, strekkende.
 
130)een geestelijk lichaam wordt er
Dat is, niet ten aanzien van het wezen, maar alleen ten aanzien van de geestelijke hoedanigheden, waarmede het versierd zal wezen, en omdat het door den Geest Gods zal bewogen worden, de ziel met het licht des Geestes vervuld zijnde.
 
131)Daar is een natuurlijk lichaam,
Dat is, zo blijkt dan dat de mens tweeërlei lichaam toegeschreven wordt, niet ten aanzien van het wezen, maar vanwege de hoedanigheden, zijnde hier een natuurlijk lichaam, en zal hiernamaals zijn een geestelijk lichaam.
 
132)geschreven: De eerste
Namelijk Gen. 2:7.
 
133)tot een levende ziel;
Dat is, nadat God zijn lichaam geschapen had uit het stof der aarde, heeft Hij hem een redelijke en onsterflijke ziel ingeblazen, waardoor het lichaam levend is gemaakt en bewogen wordt, en alzo heeft hij boven het verstand, ook een dierlijk of natuurlijk leven, gelijk andere dieren, ontvangen.
 
134)de laatste Adam
Namelijk Jezus Christus, die ook tegen den eersten Adam gesteld wordt, Rom. 5:17,18,19. Deze woorden worden hier verhaald gelijk daar of ergens elders geschreven, maar worden van den apostel gesteld tegen hetgeen van den eersten Adam gezegd is, dat namelijk gelijk wij van den eersten Adam een natuurlijk of dierlijk lichaam ontvangen hebben, wij ook alzo door den tweeden Adam, namelijk Christus, een geestelijk lichaam zullen verkrijgen.
 
135)tot een levendmakenden geest.
Dat is, door de vereniging der menselijke natuur met de eeuwige goddelijke natuur, die een levendmakende geest is, is Hij ons geworden een vorst des levens, Hand. 3:15. En gelijk Hij nu na de opstanding een geestelijk lichaam heeft, dat onsterflijk en onverderflijk is, zo zal Hij ook zodanige lichamen geven aan al degenen, die van Hem afkomstig zijn, niet door een natuurlijke voortteling, maar door een bovennatuurlijke wedergeboorte. Want elke Adam deelt zijnen nakomelingen mede zulks als hij heeft.
 
136)het geestelijke is
Namelijk lichaam. Zie 1 Cor. 15:44.
 
137)niet eerst doch het
De apostel beantwoordt hiermede hetgeen iemand zou mogen tegenwerpen: Waarom geeft ons Christus zodanige geestelijke lichamen niet zo haast wij wedergeboren zijn? en zegt, dat alles op orde moet geschieden, dat het natuurlijke moet voorgaan en daarna het geestelijke volgen, gelijk het volmaakte volgt op het onvolmaakte.
 
138)De eerste mens is
Namelijk Adam.
 
139)uit de aarde,
Namelijk ten aanzien van de stof, waaruit zijn lichaam geschapen is; Gen. 2:7.
 
140)aards;
Dat is, hebbende een lichaam, dat aards is en na den val sterflijk en verderflijk is geworden; Gen. 3:19. Gr. van stof; namelijk der aarde.
 
141)de tweede mens is
Namelijk Christus, die een waarachtig mens is en de tweede genaamd wordt vanwege den tijd, omdat Hij na den eersten gekomen is, gelijk Matth. 3:11; Joh. 1:27; en een tegenbeeld des eersten is geworden; Rom. 5:14.
 
142)de Heere uit den hemel.
Dat is, de hemelse Heere, gelijk in de volgende verzen uitgelegd wordt. Anderen lezen: is hemels uit den hemel, om de tegenstelling hare volle betekenis te beter te geven. Maar alle Griekse boeken lezen: de Heere uit den hemel, en dat past ook wel op de tegenstelling, alzo de apostel hier tegen elkander stelt niet den oorsprong der lichamen, maar de afkomst en waardigheid van beide deze personen, die elk zodanig lichamen aan degenen, die van hen afkomstig zijn, mededelen als zij zelf hebben, 1 Cor. 15:48. En Hij wordt gezegd uit den hemel te zijn, niet ten aanzien dat zijn menselijke natuur uit enige hemelse stof zou zijn voortgebracht, maar ten aanzien dat Hij, mens zijnde, ook waarachtig God is in één persoon, en die nu, in den hemel zijnde, een verheerlijkt lichaam heeft, dat met hemelse en geestelijke hoedanigheden versierd is.
 
143)Hoedanig de aardse is,
Dat is, hoedanig lichaam Adam na den val gehad heeft, namelijk sterflijk en verderflijk.
 
144)zodanigen zijn ook de aardsen;
Dat is, zulk een lichaam hebben ook alle mensen, natuurlijkerwijze van Hem afkomstig, zolang zij op de aarde zijn.
 
145)hoedanig de hemelse is,
Dat is, zulk een lichaam als Christus nu in den hemel heeft, namelijk verheerlijkt, onsterflijk, onverderflijk, enz.
 
146)zodanigen zijn ook de hemelsen.
Zulke lichamen zullen ook hebben alle gelovigen, nadat zij van de doden opgewekt en in den hemel zullen opgenomen zijn. En hieruit blijkt klaarlijk dat de apostel niet spreekt van enige verscheidenheid in het wezen der lichamen, maar alleen in de hoedanigheden.
 
147)het beeld des aardsen
Dat is, Adam hier gelijkvormig zijn in sterflijkheid en verderflijkheid; Gen. 5:3.
 
148)alzo zullen
Dat is, zo zullen wij ook Christus gelijkvormig zijn in heerlijkheid en onsterflijkheid; Rom. 8:17,29; Filipp. 3:21; 1 Joh. 3:2.
 
149)vlees en bloed
Dat is, zulke lichamen, die verderflijk zijn, gelijk het vlees en bloed in dit leven is, en dat ten aanzien dat zij zodanig zijn gelijk in het volgende verklaard wordt. Zie Gal. 1:16; Ef. 6:12; Hebr. 2:14.
 
150)niet beërven kunnen,
Dat is, verkrijgen als bij erfenis, dat is, uit genade en niet uit verdienste. Zie Matth. 25:34.
 
151)de verdervelijkheid beërft
Dat is, een lichaam dat der verderflijkheid onderworpen is. De apostel drukt alleen de hoedanigheid uit, om te tonen dat hij spreekt niet van het wezen, maar van de hoedanigheden der lichamen. Zie 1 Cor. 15:48.
 
152)de onverderflijkheid niet.
Dat is, het eeuwige leven, dat onverderflijk en onvergankelijk is. Hetwelk, dewijl de gelovigen zullen bezitten, beide naar ziel en lichaam, zo volgt dat hunne lichamen ook onsterflijk moeten zijn. Want sterflijkheid en onsterflijkheid strijden tegen elkander en kunnen tezamen niet bestaan.
 
153)ene verborgenheid:
Dat is, ene zaak, die alle mensen, ook de profeten en apostelen tot nog toe onbekend is geweest.
 
154)Wij zullen wel niet allen
Namelijk mensen die alsdan zullen leven; 1 Thess. 4:17. Want de dag der toekomst van Christus is onzeker.
 
155)ontslapen,
Dat is, sterven; hetwelk niet strijd met hetgeen staat Hebr. 9:27. Want aldaar wordt gesproken van de gewone wet der natuur, en niet van hetgeen in het laatst van de wereld God aan sommigen zal willen doen. Ook zal deze verandering denzulken wezen in plaats van den dood.
 
156)veranderd worden;
Dat is, van sterflijk onsterflijk worden. Hetwelk niet alleen den gelovigen zal geschieden, maar ook den ongelovigen, doch tot verscheiden doeleinden; dezen om den eeuwigen dood onderworpen te zijn, en genen om de eeuwige gelukzaligheid te genieten; en ook op verscheidene wijzen: der gelovigen lichamen bekleed met heerlijkheid, en die der ongelovigen met smaadheid; Dan. 12:2; Joh. 5:29. En deze verandering zal geschieden niet in het wezen der lichamen, maar in hunne hoedanigheden, 1 Cor. 15:48.
 
157)In een punt des tijds,
Dat is, gans haastig en snel.
 
158)de laatste bazuin;
Dat is, met een groot en verschrikkelijk geluid, gelijk daar is der bazuinen of trompetten. Dit geluid wordt genaamd de stem des Zoons van God, Joh. 5:28; een geschrei en stem des Archangels en bazuin Gods, 1 Thess. 4:16.
 
159)de doden zullen
Dat is, die vóór dien tijd zullen gestorven zijn.
 
160)wij zullen veranderd
Namelijk die alsdan leven zullen; zie 1 Cor. 15:51.
 
161)dit verderflijke
Namelijk lichaam, dat wij nu hebben en dragen; Job 19:26,27.
 
162)moet onverderflijkheid
De reden van deze noodwendigheid wordt aangewezen 1 Cor. 15:50.
 
163)aandoen, en dit sterflijke
Namelijk als een nieuw kleed. Zie 2 Cor. 5:2,3. Hetzelfde wezen der lichamen dan zal blijven, maar zij zullen hun ouden sterflijken toestand afleggen en de onsterflijkheid als een nieuw kleed en sieraad aandoen. En dit zal zijn de verandering, waarvan tevoren is gesproken.
 
164)geschieden,
Dat is, volkomenlijk vervuld worden.
 
165)dat geschreven is:
Namelijk Jes. 25:8.
 
166)De dood
Dit wordt verstaan van den tijdelijken dood, ten aanzien van de gelovigen; en kan ook verstaan worden van den eeuwigen dood. Doch de apostel past dit hier op den tijdelijken dood, gelijk uit het voorgaande blijkt.
 
167)is verslonden
Namelijk van Christus, 1 Cor. 15:57. Dat is, ganselijk weggenomen, dat er geen dood of sterven meer onder de mensen zal wezen. Zie dergelijke wijze van spreken 2 Cor. 5:4.
 
168)tot overwinning.
Dat is, dat Hij gans overwonnen, weggenomen en teniet gedaan is; Openb. 21:4. Het Hebreeuwse woord, dat Jesaja hier gebruikt kan ook overgezet worden in eeuwigheid.
 
169)Dood, waar is uw
Dat is als een triomflied, dat de apostel zingt over de overwinning van den dood, genomen, zo het schijnt, uit den profeet Hosea, Hos. 13:14, hoewel met enige verandering en bijvoeging van woorden.
 
170)prikkel?
Namelijk waarmede gij ons mensen den doodsteek pleegt te geven.
 
171)Hel, waar is
Of graf, want het Hebreeuwse woord Scheol, en het Griekse Hades, welke van den profeet en van den apostel hier gebruikt worden, betekent beide. Het schijnt dat het hier voornamelijk het graf betekent, dewijl de apostel hier handelt van de wegdoening des tijdelijken doods.
 
172)overwinning?
Namelijk waardoor gij de doden onder uw geweld tot nog toe gehouden hebt, die gij alsdan weder zult moeten geven, en niet langer onder uw geweld kunnen behouden. Zie Openb. 20:13,14.
 
173)de zonde;
Want om der zonde wil heeft de dood macht over ons, en is overzulks gelijk als het wapen om ons te doden; Rom. 5:12, en Rom. 6:23.
 
174)is de wet.
Want de zonde wordt niet gekend noch toegerekend dan door de wet; en als de wet iets gebiedt, zo streeft ons verdorven vlees daartegen des te meer, om te doen wat verboden is. Zie Rom. 5:13, en Rom. 7:7,8,13.
 
175)die ons de overwinning
Namelijk van deze voorgenoemde en alle andere vijanden.
 
176)door onzen Heere Jezus Christus.
Die deze overwinning heeft te weeggebracht, niet voor zichzelven maar voor ons, als Hij door Zijnen dood volkomen voor de zonden, naar eis der wet, betaald heeft, en door kracht Zijner opstanding onze zielen wederbaart, en onze lichamen ten uitersten dage zal opwekken in heerlijkheid.
 
177)standvastig
Of, wel gegrond, namelijk in het geloof.
 
178)onbewegelijk, altijd
Namelijk tegen de stormwinden of watervloeden van verzoekingen.
 
179)overvloedig zijnde
Dat is, met een ernstigen ijver en vlijt altijd voortgaande en toenemende.
 
180)in het werk des Heeren,
Dat is, in het werk, dat de Heere door den dienst der apostelen in uwe harten gewrocht heeft, of dat Hij ons gebiedt dat wij doen zullen; Joh. 6:29.
 
181)weet dat uw arbeid
Dat is, verzekerd zijn door de beloften Gods.
 
182)niet ijdel is in de Heere.
Dat is, niet zonder vrucht en genadige vergelding zal zijn.